M3_1.2_Plantenrijk

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1.1 - Organismen indelen
1.2 - Plantenrijk
1.3 - Dierenrijk
1.4 - Schimmelrijk en bacterierijk
1.5 - Voedselkringloop
1.6 - Biotechniek

Slide 2 - Diapositive

1.2 Plantenrijk

Slide 3 - Diapositive

Doel van de les
  • Je kunt vertellen welke organen een plant bevat
  • Je kent de functies van de organen van planten
  • Je kent de onderdelen waaruit een plantencel bestaat
  • Je kunt uitleggen hoe planten stevig blijven
  • Je kent de basisindeling (ordening) van planten

Slide 4 - Diapositive

Organen plant
Van onder naar boven
  • Wortels
  • Blad
  • Stengel
  • Bloemen

Slide 5 - Diapositive

Wat is de definitie van een orgaan?
A
de kleinste bouwsteen van een organisme
B
een groep cellen met dezelfde vorm en taak
C
een deel van een organisme ...
D
een aantal organen die samenwerken ...

Slide 6 - Quiz

Functies organen plant
  • Wortel - water en mineralen (zouten) opnemen
  • Blad - proces fotosynthese -> energie opslaan in glucose
  • Stengel - vervoer van stoffen door vaatbundels
  • Bloem - voortplantingsorgaan

Slide 7 - Diapositive

Weefsels blad
1 & 4: Opperhuid met waslaag
2: vulweefsel (pallisadeparenchym)
3: vulweefsel
(sponsparenchym)

Slide 8 - Diapositive

Wat is de definitie van een weefsel?
A
de kleinste bouwsteen van een organisme
B
een groep cellen met dezelfde vorm en taak
C
een deel van een organisme ...
D
een aantal organen die samenwerken ...

Slide 9 - Quiz

De plantencel

  • Celwand
  • Celmembraan
  • Cytoplasma
  • Celkern
  • Bladgroenkorrel
  • Vacuole

Slide 10 - Diapositive

Rechtop staan
Kruidachtige planten:
  • blijven rechtop door waterdruk in de vacuole

Houtachtige planten:
  • blijven rechtop door dikke celwanden met houtstof

Slide 11 - Diapositive

Transport in planten
  • Transport in planten vindt plaats door vaatbundels
  • (zie ook: hoofdstuk 3)
  • Vaatbundels bestaan uit houtvaten en bastvaten

Slide 12 - Diapositive

Houtvaten
  • Celwanden tussen houtcellen verdwijnen en er ontstaan buisjes
  • Tranporteren water met opgeloste mineralen vanuit de wortels naar de bladeren
    (omhoog)

Slide 13 - Diapositive

Groot & klein
  • Sequoia's zijn de grootste planten, soms wel 100 meter hoog en 2000 jaar oud
  • (Boom)algen zijn ééncellige planten, oftewel één cel groot

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Welke organen heeft een plant?
A
wortels, vaten, stengels en bladeren
B
wortels,bladeren, stengels en bloemen
C
wortels,stengel en bloemen
D
wortels,bloemen en bladgroenkorrels

Slide 16 - Quiz

Door welk organen van de plant
vindt transport plaats?
A
houtvaten
B
bastvaten
C
vaatbundels

Slide 17 - Quiz

Waardoor verkrijgt een
plantencel zijn stevigheid?
A
het celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 18 - Quiz

Waar vind je bij een plant
de stof cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 19 - Quiz

Bevatten plantaardige
cellen cytoplasma?

A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Waar vindt fotosynthese plaats?
A
bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 21 - Quiz

Hoe heet
deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 22 - Quiz

Vul in:
een struik is een ... plant
A
houtachtige
B
kruidachtige

Slide 23 - Quiz

Hoe komen houtachtige stengels aan hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?
A
houtachtige en kruidachtige stengels verkrijgen stevigheid door water
B
houtachtige stengels verkrijgen stevigheid door hout, kruidachtige stengels door kruiden
C
houtachtige en kruidachtige stengels verkrijgen stevigheid door hout
D
houtachtige stengels verkrijgen stevigheid door hout, kruidachtige stengels door water

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je planten
die stevig blijven door water?
A
houtachtige planten
B
kruidachtige planten

Slide 25 - Quiz

Werken aan de weektaak
  • Start met de weektaak, liefst in je werkboek
  • Check in itslearning of er extra opdrachten of verdiepingsopdrachten zijn en maak deze
  • Neem uit de begrippenlijst alle dikgedrukte woorden uit de tekst over en noteer deze onder elkaar in je schrift

Slide 26 - Diapositive