Je krijgt een tekst van je klasgenoten. Je vermeldt op het blad de uitleg van de moeilijke woorden, die je uit de tekst hebt gehaald.
Daarnaast controleer je de tekst ook op spelling; werkwoordspelling en de spellingsregels voor hoofdletters en leestekens. Markeer eventuele fouten met een andere kleur.
brood: ambachtelijk – vezel – prijzig – kneden – voedingsstof
circus: nummer – trapeze(artiest) – spreekstalmeester – balanceren – slangenmens
feest: thema – inviteren – uitdossing – jubileum – catering
kermis: attractie – exploitant – amuseren – standplaats – snoepgoed
voetbal: overtreding – schwalbe – buitenspel – sanctie – hattrick