Les 1: Feest!

Praatstoel
7/5/2024: Sarmila
14/5/2024: Lweji

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Praatstoel
7/5/2024: Sarmila
14/5/2024: Lweji

Slide 1 - Diapositive

Les 4: Wat doe je met je geld?

Slide 2 - Diapositive

Wat oefen je?
  1. Je praat, leest en schrijft over geld uitgeven.
  2. Je leest, schrijft en praat over goede doelen.
  3. Je leest, schrijft en praat over problemen met betalen.
  4. Je leest, praat en schrijft over het eigen risico bij een zorgverzekering. 

Slide 3 - Diapositive

Woordweb
1. Maak een woordweb (volgende bladzijde)
2. Maak twee zinnen en gebruik minimaal 4 woorden uit het woordweb

Slide 4 - Diapositive

GELD

Slide 5 - Carte mentale

Grammatica in les 4
Welke onderwerpen zal je oefenen / leren?

Slide 6 - Diapositive

Taak 1: Kopen of sparen?
Spreken, lezen en schrijven over geld uitgeven.


Slide 7 - Diapositive

Taak 1
Luister naar de tekst
Onderstreep de nieuwe woorden
We bespreken de tekst en de nieuwe woorden
We nemen samen de woordenlijst door

Slide 8 - Diapositive

Uitspraak en intonatie
weinig, rotzooi, draadloos, opladen, behalve, bezorgd, planeet, uitdaging, laptop, ik vergelijk, waarschijnlijk, opzij, hardlopen, behoefte

 Ik koop het [kooput] gewoon, Nu genieten, zeg ik, Ik let altijd op de aanbiedingen, Hardlopen kost helemaal niks, Ik heb een hekel aan shoppen, Ik vind het [fintut] zonde van mijn tijd.

Slide 9 - Diapositive

Bijzondere woorden
draadloos opladen
Wat doe je nog meer met je geld, behalve aankopen doen?
Ik heb een hekel aan shoppen. Ik vind het zonde van mijn tijd.

Slide 10 - Diapositive

Grammatica: OF
Ik wil graag weten of je ook spaart.
--> Ik wil graag iets weten. Spaar je ook?

Ik weet niet of ik morgen kom.
Ik twijfel of ik die jas moet kopen.


Slide 11 - Diapositive

Grammatica: vraagwoord
Je weet niet  wanneer je het (= geld) nodig hebt.
--> Wanneer heb je geld nodig? Dat weet je niet. 

Ik weet niet waar het station is
Hij wil niet zeggen waarom hij zo boos is
Ik weet niet wat ik moet doen. 

Slide 12 - Diapositive

Opdrachten
2: lees de zinnen luidop, LET OP verbonden spraak
3: Maak de opdracht zelf. 
4: Praat samen
5: Maak zelf en we bespreken samen
6: Zoek de antwoorden in de tekst
7: Schrijf een email
8: Schrijf een reactie


Slide 13 - Diapositive