2.10 Stijlfiguren en beeldspraak, gedicht 2.5

Havo 5
Literatuur
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Havo 5
Literatuur

Slide 1 - Diapositive

Planning vandaag
  • Korte presentaties : Advan - Romano
  • Stillezen: Reinaert de Vos
  • Theorie poëzie: beeldspraak en stijlfiguren
  • Oefenen via LessonUp
  • Gedicht 2.5: 'Dochter'
  • Drillsteroefeningen

Slide 2 - Diapositive

Korte presentaties
Vandaag twee korte presentaties van Advan en Romano.

Je geeft je tips--> geel blaadje.
Je geeft je tops --> blauw blaadje.

Slide 3 - Diapositive

Stillezen

Slide 4 - Diapositive

Wat weten wij al over 'Reinaert de Vos'?
1. dierenfabel
2. Reinaert: sluw, ontlopen
3. De Hofdag in het bos, Pinksteren, rechtbank, koning Nobel
4. 

Slide 5 - Diapositive

Uitleg van het boek:
  • De hofdag (begin)
  • Koning Nobel
  • Reinaert zijn slechte daden.
  • Vrouw van Isegrim is verkracht, worst van Courtois is gestolen, Coppe is doodgebeten en onthoofd.
  • Reinaert is tot de dood veroordeeld.
  • Grimbeert 
  • Boodschap: Reinaert moet aangepakt worden!

Slide 6 - Diapositive

Beeldspraak en stijlfiguren
In deze les leer je beeldspraak en stijlfiguren herkennen in gesproken en geschreven teksten. 

Slide 7 - Diapositive

Opdracht: 
1. Welke voorbeelden van stijlfiguren (alliteraties, herhalingen, overdrijvingen, vergelijkingen en figuurlijke uitdrukkingen) kom je tegen in het volgende fragment?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Waarom gebruiken we beeldspraak en stijlfiguren?
Empathie wekken van de lezer/luisteraar - om het met iemand eens te zijn, moet je diegene wel vertrouwen. 

Om de tekst aantrekkelijk te maken - om iemand te overtuigen wil je dat je hele betoog gelezen wordt. 

Om de tekst begrijpelijk te maken - beeldspraak zorgt ervoor dat je er een 'beeld' bij krijgt, dus dat je het beter begrijpt. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 11 - Quiz

Toen Robin binnen kwam, zag ik Iris plotseling zo rood als een tomaat worden.
De sneeuw lijkt wel een witte deken die over het landschap is gelegd.
een vergelijking
een vergelijking met als

Slide 12 - Question de remorquage

Vergelijking
Het verband tussen beeld en wie/wat je bedoelt, is duidelijk 
(Iris - tomaat of sneeuw - deken)
de overeenkomst wordt genoemd (rood of wit).

Slide 13 - Diapositive

De kerst komt eraan.
A
Nog lang niet!
B
De kerst kan zelf niet aan komen lopen.
C
Je bedoelt: het is bijna 25 december.
D
Dit is een personificatie.

Slide 14 - Quiz

Mijn auto wilde vanochtend niet starten.
A
Dat is balen.
B
Dit is een personificatie.
C
De auto beslist dat zelf niet.
D
Je kunt beter met de fiets gaan!

Slide 15 - Quiz

Personificatie
Een object (Kerstmis, de auto)
krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld
(aankomen/arriveren, willen).

Slide 16 - Diapositive

'Ober, geef mij nog een glas!'
A
Ik wil graag nog een glas.
B
Ik ga ervan uit dat ik nogmaals hetzelfde krijg.
C
Ik wil graag een glaasje met ranja, bier of water.
D
Ik heb geen dorst meer.

Slide 17 - Quiz

Metonymia
vormen van deel - geheel 
je noemt een deel (glas), 
maar bedoelt het geheel (glas met inhoud)
of andersom: geheel - deel
en de gesprekspartner begrijpt dit

Slide 18 - Diapositive

Andere voorbeelden
Nederland heeft de wedstrijd met 1-0 gewonnen.
Daar hangt een Picasso aan de muur.
Graag alle neuzen deze kant op!

Slide 19 - Diapositive

Repetitio - herhaling
De eenvoudigste vorm van een enumeratie.

Uur na uur zagen we hetzelfde tijdens de rit.

Slide 20 - Diapositive

Enumeratie - opsomming
Een opsomming die wordt gebruikt om iets te benadrukken.

Ik zag urenlang alleen maar heuvels, bomen en geiten.

Slide 21 - Diapositive

Antithese - tegenstelling
Bij een tegenstelling worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen.

In een politieserie heb je altijd de goedaardige agent en zijn strenge collega.

Slide 22 - Diapositive

Is de uitspraak waar of niet waar?
Een repetitio bestaat uit een opsomming van drie onderdelen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Paradox
Een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie die niet lijkt te kloppen. Als je er dan nog eens over nadenkt, blijkt het toch wel mogelijk te zijn.

Schrijven is de kunst van het schrappen.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Alleen samen krijgen we corona onder controle.

Slide 24 - Diapositive

Antithese of paradox?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 25 - Quiz

Antithese of paradox?
Hij zei dat hij zichzelf heel succesvol, goed, knap en bescheiden vond.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 26 - Quiz

Retorische vraag
Een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.

Liggen we hier niet lekker in de zon?

Slide 27 - Diapositive

Understatement
Bij een understatement wordt iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.

Bill Gates heeft een aardig zakcentje verdiend met zijn computers.

Slide 28 - Diapositive

Eufemisme
Als je iets wat niet prettig of niet netjes is, op een verzachtende/ verbloemende/ nette manier onder woorden brengt.
 
Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Door werkzaamheden heeft u wat extra reistijd naar Amsterdam.

Slide 29 - Diapositive

Hyperbool
Bij een hyperbool wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen.

Ik heb een eeuw staan wachten.
Ik ben in een seconde terug.

Slide 30 - Diapositive


Hij heeft een glaasje jenever teveel op.
Hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 31 - Quiz


Ik heb van de zenuwen geen oog dicht gedaan.
hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 32 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

'Een leuk karretje', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
climax

Slide 33 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten inslapen.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 34 - Quiz

Woordspeling
Een woordspeling gebruik je om een grappig effect te bereiken. Bij een woordspeling worden één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt.

Drink met maten, nooit alleen.

Het is natuurlijk: Drink met mate.

Slide 35 - Diapositive

Gedicht 2.5
Dochter
Dichter: Jana Arns

Wij lezen het gedicht.
--> opdracht 1 t/m 8 maken.

Slide 36 - Diapositive

Je werkt aan de drillsteroefeningen:

Je werkt aan jouw drillsteroefeningen/ communicatie/ spelling.
via mijn.boomvoortgezetonderwijs.nl




Slide 37 - Diapositive

Huiswerk
Maandag 16 december 2024
Reader taalvaardigheid: 
Tekst 2.6 De pillenbranche is kennelijk zelf ziek.
Je maakt de opdrachten en de opdrachten van woordenschat.
SE2: Nederlands havo maandag 13 januari 2025

Slide 38 - Diapositive