Thema 6.4

Thema 6.4
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Hoger onderwijs

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Thema 6.4

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het openbaar vervoer (OV)
EXTRA

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vervoersmiddelen ken jij?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn er in jouw woonplaats trams?
En zijn er bussen?

Hoe betaal je?

Hoe weet je welke bus of tram je moet nemen?
En bij welke halte je moet uitstappen?
Praten over het OV

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het "openbaar vervoer"?
A
Vervoer dat gratis is.
B
Vervoer dat iedereen mag gebruiken.
C
Vervoer dat van jezelf is.
D
Alleen de bus en de tram.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?
A
de trem
B
de tram
C
de bus
D
de trein

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
de tramhalte
B
het perron
C
de bushalte
D
de bus

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
de tramhalte
B
de bushalte
C
het treinstation
D
de taxi-opstapplaats

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar sta je nu?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
bij de tramhalte
D
in de tram

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
in de tram
B
in de trein
C
in de bus
D
in de metro

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
bij de bushalte
B
op het treinstation
C
op het metro-station
D
bij de tramhalte

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
bij de taxi-opstapplaats
B
op het treinstation
C
op het metro-station
D
bij de tramhalte

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie gaat er elke dag met het openbaar vervoer?
ja
nee
soms

Slide 17 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind reizen met de bus/trein/taxi .........
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe betaal je de reis?
A
Met een kaartje of je OV-chipkaart.
B
Met een kaartje.
C
Met een OV-chipkaart.
D
Met euromunten.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oh, Oh.......
ik ben mijn OV-chipkaart vergeten.
Wat moet ik doen? (2 zijn er goed)
A
Mijn OV-chipkaart thuis ophalen.
B
Gewoon in de bus stappen.
C
Een los kaartje kopen.
D
Een OV-chipkaart lenen.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie bekijkt of je een goed kaartje hebt?
A
de bestuurder
B
de controleur
C
de machinist
D
de agent

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt geen kaartje.
Je zit wel in de tram.
Hoe heet dat?

A
blauw rijden
B
rood rijden
C
grijs rijden
D
zwart rijden

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
de bushalte

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
de taxi

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
het treinstation

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Nog wat nieuwe woorden

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Moeilijke woorden bij OV
- de boete
- het vervoersbewijs
- het ongeluk
- het verkeer
- de machinist
- het openbaar vervoer
- de vertraging

- de file
- het rijbewijs
- het abonnement
- de conducteur
- de chauffeur
- de spits
- het vervoersmiddel
- de dienstregeling

Slide 28 - Diapositive

Per thema is er een woordenlijst. Die woordenlijsten staan op Teams bij het team Studenten Entree --> pagina Anderstaligen --> Bestanden --> Studiemeter --> VIA Vooraf Moeilijke woorden.
Bij die woordenlijst zit per woord een definitie.
de conducteur
(controleur)

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de bestuurder

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de bestuurder van de trein = de machinist

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

woorden bij de les:

de bus                           de bushalte

de tram                         de tramhalte

           zwart rijden - de boete

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik loop naar de tram.

Ik sta naast de tram.
Ik ben bij de tram.

Ik stap in de tram.
Ik ben in de tram. Ik zit in de tram.

Ik ga met de tram mee.

Ik stap uit de tram.



Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ga je wel eens met de trein?
Waar ga je dan naartoe?

Hoe weet je hoe laat de trein vertrekt?
Vertrekt de trein altijd op tijd?

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


een kaartje kopen

de stationshal

het perron

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



het station

het loket 

de kaartjesautomaat

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dienstregeling
De planning van het openbaar vervoer.

Hoe laat vertrekt de bus? En bij welke halte vertrekt de bus? Waar stopt de bus? 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spits
Dit is de drukste periode op de dag in het verkeer en openbaar vervoer. 
We kennen de ochtendspits en de avondspits

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening

Je wilt vandaag naar de Efteling.
Je moet hier om 10.00 uur zijn. 
Hoe reis je? Zoek het op.
Bespreek het daarna.

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is het veilig?
https://www.pazzup.nl/junior/interactieve_spoorkaart/

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijven
Schrijf een kort verhaaltje over een dag dat jij gereisd hebt met het openbaar vervoer. Hoe zag die dag eruit?

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions