Hfst 5 Woorden 1 en 2

5.5 Woorden blz. 98
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.5 Woorden blz. 98

Slide 1 - Diapositive

Lees  Woorden I goed door.

Je krijgt zo meteen vragen over deze woorden.
Probeer ze goed te beantwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent:
zich opwinden
A
opdraaien
B
je kwaad maken
C
waaien
D
huilen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent:
maximaal
A
niet meer dan
B
niet minder dan
C
weinig
D
veel

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:
schatten
A
bedenken
B
hardop zeggen
C
raden
D
beoordelen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
constant
A
soms
B
altijd
C
nooit
D
voortdurend

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
formule
A
racebaan
B
een zin
C
vaste regel om iets uit te rekenen
D
zelf bedacht

Slide 7 - Quiz

Blz. 98 en verder
Samen: opdracht 4
Zelf: opdracht 5, 6 en 7.

Slide 8 - Diapositive

Hoe lang word jij? Gebruik de formule
Jongen: 44,5 x (0,376 x lengte vader in cm) + (0,411 x lengte moeder in cm)

Meisje: 47,1 + (0,334 x lengte vader in cm) + (0,364 x lengte moeder in cm)

Slide 9 - Diapositive

Maak nu zelf opdr. 5, 6 en 7.
Ben je klaar?
Ga dan de woorden oefenen in Somtoday, via leermiddelen

Slide 10 - Diapositive

Lees Woorden 2 goed door.
Je krijgt hier zo meteen vragen over.
Probeer ze goed te beantwoorden.

Slide 11 - Diapositive

Wat betekent:
het risico
A
ongeluk
B
kans op gevaar
C
kans op schade
D
verzekering

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
psychisch
A
niet-lichamelijk
B
lichamelijk
C
wat te maken heeft met de geest
D
wat te maken heeft met je lijf

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
de weerstand
A
een standaard
B
hoe het weer er vandaag uit ziet
C
de kracht van je lichaam om ziekten tegen te houden
D
een meter die het weer kan bepalen

Slide 14 - Quiz

wat betekent:
het recept
A
uitleg hoe je een gerecht moet maken
B
artikel in de krant
C
een verslag van iemand
D
briefje van de arts om medicijnen op te halen

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
de stemming
A
dat je bij een koor de stemmen oefent
B
de sfeer
C
het gevoel dat iemand of een groep heeft
D
een stem uitbrengen als je moet kiezen

Slide 16 - Quiz

Maak nu opdr. 9, 10 en 11 zelfstandig
Maak nu opdracht 9, 10 en 11 zelfstandig.
Ben je klaar? Dan ga je weer naar Somtoday, leermiddelen, Talent.

Slide 17 - Diapositive

Uitleg bij opdracht 15
Synoniem:  hetzelfde, een andere naam voor iets,
                      bijv.: de infectie = de ontsteking


Samenstelling: 2 woorden vormen samen één woord,
                       bijv.: voet en bal: voetbal
Tegenstelling: het tegenovergestelde,
                       bijv.: maximaal < > minimaal

Slide 18 - Diapositive