Aantekening: woordsoorten (blz. 54)
werkwoord = zegt wat iets of iemand
doetvb.: zwemmen, fietsen, dansen maar ook zijn, hebben, worden
lidwoord = de, het, een
zelfstandig naamwoord = een woord voor mens, dier, ding of plant, namen
vb.: bloem, tijger, frisdank, aarde, liefde, Sam, Karin
bijvoeglijk naamwoord = zegt iets over een zelfstandig naamwoord
vb.: aardige, rode, kleine
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord = waarvan iets gemaakt is
vb.: gouden, metalen, ijzeren
voorzetsel = een kort woord dat plaats, tijd of oorzaak aangeeft
vb.: op, na, tijdens, door, in