Het begin van de Koude Oorlog

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Koude Oorlog

Slide 2 - Carte mentale

Revolutie in Rusland (1)
Veel onrust in Rusland:
  • Veel gebieden verloren na verlies WOI
  • Soldaten slecht bewapend
  • Veel honger

Tsaar had geen oplossing, volk was ontevreden --> leidde tot opstand in 1917

1917 opstand van communisten tegen Russische keizer
onder leiding van Lenin  

Slide 3 - Diapositive

Revolutie in Rusland (2)
Tsaar wordt afgezet, communisten komen aan de macht

Blijft onrustig  --> burgeroorlog gewonnen in 1922 door communisten

Resultaat:
  • Rusland wordt communistisch
  • Heet voortaan Sovjet-Unie
--> bestaande uit verschillende landen die verder gingen als één staat

Slide 4 - Diapositive

Communisten
Politieke stroming in de Sovjet-Unie

Voorwaarden:
  • Iedereen is gelijk;
  • Iedereen verdient evenveel ;
  • Er is geen privébezit;
  • De staat bezit alle grond, bedrijven en kapitaal;

Doel: geen armoede meer door het afschaffen van privébezit --> Vernietigen van het kapitalisme 


Slide 5 - Diapositive

Stalin
1928: aan de macht

Bestuurde de SU als een dictator

Onder hem kwamen meer dan 20 miljoen Russen dood door vervolging, gedwongen verhuizingen, dwangarbeid en hongersnood

Politieke tegenstanders kwamen terecht in de goelag (werkkampen)

Slide 6 - Diapositive

Goelag
Zuivering

Slide 7 - Diapositive

Kapitalisme
Tegenhanger van communisme

Economisch systeem:
  • waarin ondernemers zoveel mogelijk winst maken;
  • Grond, bedrijven en kapitaal zijn het bezit van ondernemers;
  • Verschil tussen arm en rijk

Komt veel voor in de wereld:
  • Verenigde Staten
  • Nederland

Slide 8 - Diapositive

Communisme                     
Kapitalisme
  • Iedereen gelijk en verdient evenveel
  • Geen privébezit
  • De staat bezit alle grond, bedrijven en geld
  • Planeconomie: de regering bepaalt wat de bedrijven moeten maken en hoe hoog de prijzen zijn
  • Politiek: meestal dictatuur
  • Land: Sovjet-Unie

  • Ondernemers willen zo veel mogelijk winst
  • Ondernemers bezitten grond, bedrijven en geld 
  • Mensen verdienen niet evenveel
  • Vrijemarkteconomie: vraag en aanbod bepalen wat er wordt gemaakt en hoe hoog de prijzen zijn 
  • Politiek: meestal democratie
  • Land: Verenigde Staten 

Slide 9 - Diapositive

Angst voor het communisme
Kapitalistische landen bang voor communisme
  • Willen de hele wereld communistisch maken

Aantrekkelijk voor arbeiders vanwege gelijkheid

Ondanks angst toch samenwerking tussen SU en Westen
want:
  • Verslaan van Hitler
  • Maar wantrouwen blijft

Slide 10 - Diapositive

Communisme
Kapitalisme
Bezit
Lonen
Doel
Land
Verenigde Staten
Iedereen verdient evenveel
Goed bestaan voor iedereen
Ondernemer verdient meer dan arbeider
Sovjet Unie
Fabrieken zijn eigendom van de staat
Fabrieken zijn eigendom van ondernemers
Zo veel mogelijk winst maken

Slide 11 - Question de remorquage

Bondgenoten worden vijanden
Stalin: SU nooit meer aangevallen door Duitsland

Daarom:
  • Oost-Europa als buffer van landen om de SU heen
  • Serie van conferenties (grote vergaderingen) waarbij de zaken werden geregeld.

Slide 12 - Diapositive

Conferentie van Jalta
Februari 1945


Afspraken maken over toekomst van Europa
  • Hoe verder na WOII


Leiders van:
  1. Groot-Brittannië: Winston Chrurchill
  2. V.S. : Theodore Roosevelt
  3. Sovjet-Unie: Jozef Stalin

Winston Churchill, leider van Groot-Brittannië
1
Franklin D. Roosevelt, leider van de Verenigde Staten
2
Josef Stalin, leider van de Sovjet-Unie
3

Slide 13 - Diapositive

Afspraken
Volgende afspraken werden gemaakt:
  • Duitsland en Berlijn werden in vier bezettingszones verdeeld; de Geallieerden bestuurden elk tijdelijk een zone
  • De bevrijde gebieden werden democratisch; volk mag zelf hun leider kiezen
  • De S.U. mocht haar grens naar het Westen opschuiven


Slide 14 - Diapositive

Conferentie van Potsdam (1)
Juli 1945

Volgende afspraken gemaakt:
  • Nazi’s zouden gestraft worden
  • Duitsland moest een democratisch bestuur krijgen

Leiders van:
  1. Groot-Brittannië: Winston Chrurchill
  2. V.S. : Henry Truman
  3. Sovjet-Unie: Jozef Stalin





Winston Churchill, leider van Groot-Brittannië
1
Henry Truman, leider van de Verenigde Staten
2
Josef Stalin, leider van de Sovjet-Unie
3

Slide 15 - Diapositive

Conferentie van Potsdam (2)
Relatie verslechterd tussen Stalin en het Westen:
  • Truman (nieuwe president VS) wantrouwde het communisme
  • Stalin bang voor uitbreiding kapitalisme in S.U. 
  • Stalin bang voor de Amerikaanse militaire macht





Clement Attlee, Groot-Brittannië
1
Franklin D. Roosevelt, Verenigde Staten
2
Josef Stalin, Sovjet-Unie
3

Slide 16 - Diapositive

Wantrouwen groeit
Leidt in 1946 tot begin van Koude Oorlog:
  • Een periode van spanning tussen de communistische Sovjet-Unie en de kapitalistische Verenigde Staten waarin steeds oorlog dreigde tussen beide partijen, maar er nooit een directe oorlog kwam

Koud vanwege de dreiging maar geen direct treffen tussen V.S. en S.U.
  • Wel in vorm van invloed in andere landen

Slide 17 - Diapositive

Een verdeeld Europa
Na WOII: twee invloedsferen in Europa

Invloedssfeer VS: democratie, vrijemarkteconomie = Westblok

Invloedsfeer SU: dictatuur, planeconomie = Oostblok

Grens tussen twee invloedssferen: IJzeren Gordijn

Slide 18 - Diapositive

0

Slide 19 - Vidéo

Wat betekent de Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin veel actie ondernomen wordt
C
Een oorlog waarin weinig actie ondernomen wordt
D
Een oorlog in de winter.

Slide 20 - Quiz

Wat heet de grens tussen het oosten en het westen?
A
IJzeren muur
B
Rode lijn
C
IJzeren Gordijn
D
Communistische muur

Slide 21 - Quiz

Wie zijn de grootmachten ná de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
B
Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
C
Verenigde Staten, Sovjet-Unie
D
Engeland, Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie

Slide 22 - Quiz

Trumanleer
Veel oorlogsschade, maar geen geld voor wederopbouw

Angst dat communisme aan zou trekken 
  • groei invloed S.U.

Truman wilde dit voorkomen met de Trumanleer (1947):
  • De Verenigde Staten hadden het recht om in te grijpen in een land wanneer dat land communistisch dreigde te worden

Slide 23 - Diapositive

Economische hulp (1)
Economie van Europa moest opgebouwd worden

Kon Europa niet alleen
kregen hulp van V.S.

Marshallhulp:
Financiële hulp van V.S. aan alle Europese landen om de economie weer op te bouwen.

  • Doel: verspreiding van het communisme tegen gaan 


Slide 24 - Diapositive

Marshallhulp in dollars
Spotprent over Marshallhulp

Slide 25 - Diapositive

Economische hulp (2)
Stalin wees Marshallhulp af voor Oost-Europese landen
  • Zou toch niet werken

Marshallhulp werd groot succes
  • Europese economieën herstelden en welvaart groeide

V.S. profiteerde door verkoop van goederen en machines aan Europa


Slide 26 - Diapositive

Economische hulp (3)

Trumanleer + Marshallhulp=
containment-politiek:
Amerikaanse politiek om de communistische invloed in de wereld in te dammen.

Slide 27 - Diapositive

Westblok (1)
Invloedssferen van de kapitalistische landen
  • Verenigde Staten 
  • Nederland

Democratie:
  • Het volk heeft invloed op hoe land bestuurd wordt





Slide 28 - Diapositive

Westblok (2)
Vrijemarkteconomie: 
  • Economie waarin vraag en aanbod bepalen wat er wordt geproduceerd en hoe hoog de prijzen zijn


Vrijheid van meningsuiting: 
  • Het recht om je mening te geven






Slide 29 - Diapositive

Oostblok
Invloedssfeer van communisme
  • Landen in Oost-Europa waar communistische regeringen aan de macht kwamen

Dictatuur:
  • Macht is in handen van één persoon of een kleine groep. Volk heeft geen inspraak

Slide 30 - Diapositive

Oostblok
Planeconomie:  
  • Economie waarin de regering bepaalt wat de bedrijven moeten maken en hoe hoog de prijzen zijn.


Geen vrijheid van meningsuiting 


Slide 31 - Diapositive

Twee machtblokken
Doel:
  • Invloedssfeer vergroten
  • Zoveel mogelijk bondgenoten

Te bereiken door:
  • Economische steun te geven aan landen
  • Militaire hulp te bieden

Elkaar zoveel mogelijk dwars zitten:
  • Steunen van tegenstanders in elkaars invloedssfeer

Slide 32 - Diapositive

Wapenwedloop
Tijdens Koude Oorlog ontstaat een wapenwedloop:

  • Soort wedstrijd tussen het Westblok en het Oostblok waarbij beide partijen steeds krachtigere wapens ontwikkelden om zich veiliger te voelen en de ander af te schrikken

 


Slide 33 - Diapositive

Wapenwedloop (2)
Beide landen kregen zoveel kernwapens dat een oorlog het einde van de wereld zou betekenen 
  • door de angst nooit tot een echt treffen
gekomen 

Wapenwedloop kostte wel heel veel geld en grondstoffen


Slide 34 - Diapositive

De Grote Drie van Potsdam waren: Stalin, Roosevelt en Churchill
A
Dit klopt
B
Dit klopt niet

Slide 35 - Quiz

We laten de Koude Oorlog beginnen na:
A
de nederlaag van Duitsland (mei 1945)
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan (augustus 1945)
D
het aftreden van Churchill (augustus 1945)

Slide 36 - Quiz

In welk jaar was de Russische Revolutie?
A
1915
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 37 - Quiz


Welk land was tijdens de Koude Oorlog de belangrijkste tegenstander van het Westen?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Sovjetunie
D
Vietnam

Slide 38 - Quiz


Welke historische gebeurtenis herken je in de bron?
Gebruik de bron
A
Verdeling van Duitsland
B
Einde van de Tweede Wereldoorlog
C
Operatie Barbarossa
D
De luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn

Slide 39 - Quiz

Stalin
A
Westen
B
Oosten

Slide 40 - Quiz

Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.

Slide 41 - Quiz

Wat was de belangrijkste reden voor de Marshallhulp?

Slide 42 - Question ouverte