Doelen 5 t/m 10

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Afronden op 5 cent

13,21
A
13,00
B
13,20
C
13,25

Slide 5 - Quiz

Afronden op 5 cent

124,49
A
124,45
B
124,50
C
124,55

Slide 6 - Quiz

Tony koopt deze artikelen. Hij betaalt contant. Wat moet hij betalen?

Slide 7 - Question ouverte



Als je 58 leerlingen eerlijk verdeelt over 15 auto's, hoeveel leerlingen zitten er dan maximaal in 1 auto?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 8 - Quiz


Als je met 3 personen in een bootje kan, hoeveel boten moet ik dan huren als ik met 28 personen ga varen?
A
9
B
10
C
9,333

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive




Om 50% te berekenen deel je het totale aantal door ...

Om 25% te berekenen deel je het totale aantal door ...

Om 20% te berekenen deel je het totale aantal door ...

Om 10% te berekenen deel je het totale aantal door ...
10
4
2
5

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Diapositive

50%
25%
33,3 %
20%
1/2=
1/4=
Sleep de juiste breuk naar de juiste procenten.
1/3=
1/5=

Slide 15 - Question de remorquage


Hoeveel procent hoort bij de breuk 1/2 ?
A
10 %
B
25 %
C
50 %
D
100 %

Slide 16 - Quiz

Hoeveel is deze breuk in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%

Slide 17 - Quiz

Welke breuk hoort bij 75%?
A
5/7
B
5/6
C
4/5
D
3/4

Slide 18 - Quiz

Welke breuk hoort bij de procenten?

20% =
A
1/5 deel
B
7/10 deel
C
1/7 deel
D
3/4 deel

Slide 19 - Quiz


Hoeveel procent hoort bij de breuk 1/10 ?
A
10 %
B
25 %
C
50 %
D
100 %

Slide 20 - Quiz

Sleep naar de juiste breuk.
1/2
1/3
1/4
1/5
1/10
10%
20%
25%
33,3%
50%
:10
:5
:4
:3
:2

Slide 21 - Question de remorquage

Grote getallen
Schrijf met alleen cijfers:
vijftigduizend
A
500
B
5000
C
55000
D
50000

Slide 22 - Quiz

Grote getallen
Schrijf met alleen cijfers
2,3 miljoen
A
23 000 000 000
B
23 000 000
C
230 000
D
2 300 000

Slide 23 - Quiz

Grote getallen
Schrijf met alleen cijfers:
1,8 miljard
A
1 800 000
B
180 000 000 000
C
1 800 000 000
D
18 000 000 000

Slide 24 - Quiz

Schrijf met alleen cijfers:

dertigduizend
A
300
B
3 000
C
30 000
D
301 000

Slide 25 - Quiz

Schrijf met het woord miljoen:

3 500 000
A
0,35 miljoen
B
3,5 miljoen
C
35 miljoen
D
350 miljoen

Slide 26 - Quiz

Schrijf met alleen cijfers:

34 miljoen
A
34 000
B
340 000
C
34 000 000
D
34 000 000 000

Slide 27 - Quiz





  • Ga aan de slag met je doelen.
  • Op eigen tempo aan het werk 
  • Bij elk doel horen O-opdracht als je het doel nog niet gehaald hebt, U-opdrachten als je het doel gehaald hebt en E-opdrachten als afsluiting van het doel.
  • Zelf je werk serieus nakijken en verbeteren en leren van je fouten!!!








1) Hoe herken je verschillende tijdsmaten?
2) Hoe reken je met verschillende tijdsmaten?
3) Hoe reken je van uren naar minuten om?
4) Hoe reken je van minuten naar seconden om?

5) Hoe rond je op een veelvoud van 5 cent af?
6) Hoe rond je zinvol af?
7) Hoe lees en schrijf je grote getallen?
8) Hoe rond je grote getallen af?
9) Wat betekenen de begrippen helft, kwart en driekwart?
10) Hoe reken je met grote getallen?


Slide 28 - Diapositive