Clase 4. Unidad 1 C2 Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 16 de septiembre de 2021
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 16 de septiembre de 2021

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday
  2. Objetivos de la unidad 1
  3. Repasamos el vocabulario. Overhoring.
  4. Seguimos con la unidad 1.C2. Gramática
  5. ¡A trabajar!
  6. Final de la clase.

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van unidad 1:
-    ik kan vertellen wat ik aan het doen ben.
-    ik kan vertellen wat ik (niet) leuk vind om te doen.
-    ik kan over sport/activiteiten/hobby’s praten.
-    ik kan over vrienden/familie praten.

Slide 3 - Diapositive

Repasamos el vocabulario

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

H3 U1 gramática
¿Qué vamos a hacer?
- gerundio (estar + stam+ando/iendo)
- verbo gustar 
- vraagnaamwoorden

Slide 6 - Diapositive

Estar+gerundio
  • Geef je aan dat een handeling of een gebeurtenis aan de gang is.
"Mis amigos están jugando al baloncesto"
"Yo estoy estudiando para el examen del lunes."
"María está comiendo en la cantina".

  • Met de Presente geef je aan dat een gebeurtenis regelmatig plaatsvindt.
" Normalmente desayunan a las nueve"
" Todos los días juego a la PlayStation 4"

Slide 7 - Diapositive

Estar+gerundio

estoy
estás
está
estamos     +    -ando  (-AR)
estáis                  -iendo (-ER-IR)
están
Onregelmatige vormen:
decir : diciendo  
pedir: pidiendo   
dormir: durmiendo
______________________________
ir: yendo     
leer: leyendo
oír: oyendo
traer: trayendo

Slide 8 - Diapositive

GERUNDIO: ESTAR +stam=ando/iendo

Als je in het Spaans wilt zeggen dat iets aan de gang is of dat je ergens mee bezig bent op dit moment, dan gebruik je een vorm van estar +stam=ando/iendo

Weet je het rijtje van 'estar' (zijn) nog?
Schrijf het rijtje in je schrift!

Hoe maak je de 'gerundio' van de regelmatige werkwoorden? Bekijk goed de tabel hiernaast!


LET OP!!! De woordvolgorde: De werkwoorden in een Spaanse zin staan bij elkaar. Dat is anders dan in het Nederlands:
NL: Ik ben in het restaurant pizza aan het eten.
SP: Estoy comiendo pizza en el restaurante.








De
klinkerwisseling van -e naar -i  komt ook voor
in de 'gerundio':
pedir  > pidiendo (aan het vragen)
medir > midiendo (aan het meten)
_______________________________________________________________
Enkele voorbeeldzinnen:
1. Estoy comiendo un bocadillo.
(Ik ben een broodje aan het eten.)
2.  Mis amigos están hablando por teléfono.
(Mijn vrienden zijn aan het praten via de telefoon.)
3.  Mi madre está cocinando.
(Mijn moeder is aan het koken.)
ww op -ar
ww op -er en -ir
stam + ando
stam + iendo
hablar > stam = habl >
gerundio = hablando
comer > stam = com > gerundio = comiendo
escribir > stam = escrib > gerundio = escribiendo

Slide 9 - Diapositive

Ejemplos
Enkele voorbeeldzinnen:

1. Estoy comiendo un bocadillo.
(Ik ben een broodje aan het eten.)

2. Mis amigos están hablando por teléfono.
(Mijn vrienden zijn aan het praten via de telefoon.)

3. Mi madre está cocinando.
(Mijn moeder is aan het koken.)
LET OP!!! 

De woordvolgorde: 

De werkwoorden in een Spaanse zin staan bij elkaar. Dat is anders dan in het Nederlands:

NL: 
Ik ben in het restaurant pizza aan het eten.

SP: Estoy comiendo pizza en el restaurante.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Vraagwoorden

¿Qúe?                       ¿Qué está haciendo tu hermano?
¿Quién?                   ¿Quién está jugando al ajedrez?
¿Dónde?                 ¿Dónde está durmiendo Javier?
¿Quiénes?         ¿Quiénes están estudiando en la biblioteca?

Slide 12 - Diapositive

vragende voornaamwoorden
qué / cuál(es)                - wat / welke
cómo                                 - hoe
quién(es)                         - wie
dónde                               - waar  (adónde-waarheen / de dónde- waar vandaan)
por qué                            - waarom (porque-omdat)
cuándo                            - wanneer
cuánto(-a-os-as)        - hoeveel

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Het werkwoord "gustar"
 (A mí)    me
 (A ti)       te
 (A él,ella, uste)  le
(A nosotros)    nos       + gusta(n)
(A vosotros)      os                              (A ellos/ellas/ustedes) les

Me gusta el cine.
Me gusta jugar al fútbol.
Me gustan los deportes.

¿Cúanto te gusta?
 Me gusta mucho salir con mis amigos.
  Me gusta bastante ver la tele.

No me gusta mucho bailar.-
No me gusta  nada hacer deberes.--

Slide 15 - Diapositive

Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)

Slide 16 - Diapositive

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Slide 17 - Diapositive

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: Me gusta el libro. / Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat  meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros. / Me gustan el libro y la pizza.

Slide 18 - Diapositive

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 19 - Diapositive

¿cuánto te gusta?
muchísimo, mucho, bastante, un poco...
!No me gusta nada!

Slide 20 - Diapositive

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinassapels. En jij?
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
(Mijn vader houdt NIET van klassieke muziek, en jou vader?)
A mi padre sí (mijn vader wel)
A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 21 - Diapositive

¡Practicamos!

Slide 22 - Diapositive

Gebruik estar+gerundio:
Nosotros/película/ver/una.

Slide 23 - Question ouverte

Gebruik estar+gerundio:
Mis padres/en/hacer/ el supermercado/las compras.

Slide 24 - Question ouverte

Gebruik estar+gerundio:
Juan y Esther/para/el/estudiar/examen.

Slide 25 - Question ouverte

Gerundio van "jugar"

Slide 26 - Question ouverte

Gerundio van "dormir"?

Slide 27 - Question ouverte

Gerundio van "ir"?

Slide 28 - Question ouverte

¿Qué están haciendo los chicos en clase?

Slide 29 - Diapositive

timer
8:00

Slide 30 - Diapositive

Zet de woorden in de juiste volgorde:
gatos./Juan/gustan/A/le/los

Slide 31 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
¿/pantalones/mis/gustan/Te?

Slide 32 - Question ouverte

A mis abuelos no......... gusta nada montar en bicicleta.
A
te
B
les
C
me
D
le

Slide 33 - Quiz

A mi madre........gusta nadar.
A
me
B
nos
C
os
D
le

Slide 34 - Quiz

"Me gustan jugar a los videojuegos".
¿Correcto o incorrecto?

Slide 35 - Question ouverte

Verplichte opdrachten:
WB U1 Gramática
 Opdracht. 1, 2 en 4 t/m 9 (Opdracht. 6 in jouw schrift)
 
Si terminas/Als je klaar bent?
C2. Vocabulario unidad 1 (Quizlet)
Estudia: Gramática unidad 1
Extra opdrachten om te oefenen:
Gerundio
https://view.genial.ly/608820d9a5a30b0d33412b6a/interactive-content-domino-gerundio



Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
TB U1 Gramática:
Opdracht 1 t/m 9
TB U1 Comunicación:
Opdracht 1 t/m 5
WB U1 Comunicación:
Opdracht 1 t/m 3

Slide 36 - Diapositive

Deberes (Huiswerk)
  1.  Leren woorden unidad 1 (vanaf "beber" t/m "montar en bicicleta"
    2.  LessonUp clase 3 doornemen/leren
    3. Maken:
Verplichte opdrachten:
WB U1 Gramática
 Opdracht. 1, 2 en 4 t/m 9 (Opdracht 6 in jouw schrift)
Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
TB U1 Gramática:
Opdracht 1 t/m 9
TB U1 Comunicación:
Opdracht 1 t/m 5
WB U1 Comunicación:
Opdracht 1 t/m 3


         
      
  

Slide 37 - Diapositive


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage


Leg in je eigen woorden uit wat het leerdoel van deze les was.

Slide 39 - Question ouverte


Het leerdoel was voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage


Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 41 - Question ouverte


Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 42 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 43 - Question ouverte

En la próxima clase...

¡Seguimos con la unidad 1!



¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 44 - Diapositive

0

Slide 45 - Vidéo