Dag 4

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Diapositive

afzeggen
  • zeggen dat je niet komt;
  • dat iets niet doorgaat;
  • een deelbaar werkwoord ( ik zeg af, hij zei af, wij hebben afgezegd);
  • Zin: Ik heb de afspraak afgezegd. Ik kan niet komen.
  • Zin: Wij moeten afzeggen voor jouw feestje. We zijn ziek.

Slide 2 - Diapositive

de controle
  • de keer dat je kijkt of iets klopt of goed is, de check;
  • Werkwoord: controleren (ik controleer, hij controleerde, wij hebben gecontroleerd); 
  • Zin: De politie heeft controle gehouden. Ze moesten kijken of alle mensen goede verlichting op de fiets hadden.
  • Zin: De docent controleert of jij de toets hebt gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

het formulier
  • een lijst met vragen die je in moet vullen;
  • op het formulier staat allemaal informatie;
  • Zin: Als je een paspoort wilt aanvragen, moet je een formulier invullen.
  • Zin: Hij vult het formulier in en schrijft zijn gegevens op.

Slide 4 - Diapositive

de uitzondering

  • iets wat anders is dan wat normaal zo is;
  • met uitzondering van = behalve (maar niet....)
  • Zin: Wij hebben elke dag rekenen, met uitzondering van woensdag. Dan hebben wij geen rekenen.
  • Zin: Alle docenten hebben een spijkerbroek aan. De uitzondering is mevrouw Yvonne. Zij heeft een jurk aan.

Slide 5 - Diapositive

de voicemail
  • een bericht dat je kunt inspreken als iemand de telefoon niet opneemt;
  • Voice = stem; mail = bericht
  • Zin:  Ik belde mijn moeder, maar zij was in de winkel. Ik heb een bericht ingesproken op haar voicemail.

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent :
de uitzondering
A
dat iedereen dat doet
B
dat alle mensen dat hebben
C
dat alle mensen het hebben, maar 1 persoon niet.
D
dat niemand dat heeft of doet

Slide 7 - Quiz

Wat is een ander woord voor:
de controle
A
het zelf doen
B
het loslaten
C
de boete
D
de check

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het woord:
afzeggen
A
Zeggen dat je komt op het feest
B
Zeggen dat je niet kan komen op het feest
C
Zeggen dat je een feest gaat geven
D
Zeggen dat je samen met iemand komt

Slide 9 - Quiz

Waarvoor heb jij wel eens
een formulier ingevuld?

Slide 10 - Carte mentale

Wanneer hoor jij de voicemail van de docent?

Slide 11 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Diapositive

Elke maandag eet ik pizza. Met ............... van de vakantie. Dan eet ik iets anders.

Slide 13 - Question ouverte

Als ik mijn docent bel in de nacht, dan hoor ik ... ............ Zij slaapt en neemt de mobiel niet op.

Slide 14 - Question ouverte

Ik moet jouw verjaardagsfeest ................. .
Ik ben helaas ziek.

Slide 15 - Question ouverte

Heb je ..................... helemaal ingevuld?

Slide 16 - Question ouverte

Mijn moeder .......... (werkwoord van de controle) altijd of ik mijn werk heb gemaakt.

Slide 17 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
afzeggen, de controle, de voicemail, het formulier, de uitzondering


Slide 18 - Diapositive