1M T4 Grammar

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome everybody, to the old days! We're going to be picking up these online classes the way we left them.

All you need the coming week and a half is your book and LessonUp.

Reading test

Your reading test is no longer going to take place before the holiday. We will do that as soon as we can after the holiday!

GRAMMAR

Planning for today:

We talked about the ''articles'' the past weeks. What are ''articles'' again in Dutch?

Wat zijn de Nederlandse lidwoorden?

1. De/een
2. De/het
3. Een/het/geen
4. De/het/een

Wat zijn de Engelse lidwoorden?

1. The/a
2. The/an
3. The/a/an
4. A/an

True or false?
Het lidwoord ''the'' kun je gebruiken voor alle woorden.

1. True
2. False

Voor woorden die beginnen met een klinkerklank (a, e, o, i, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...

1. a
2. an

Voor alle woorden die beginnen met een medeklinkerklank (b, c, d, f, g, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...

1. a
2. an

Articles

The = de/het, voor alle woorden bruikbaar. 

Voorbeeld: The car, the girls, the glass, the apple, the oranges

A/an = een, niet bruikbaar voor meervoud!

Voorbeeld a: a bear, a pineapple, a uniform

Voorbeeld an: an orange, an easter egg, an hour

Practise: a or an?

... pen

1. a
2. an

Practise: a or an?

... unit

1. a
2. an

Practise: a or an?

... opening

1. a
2. an

Next subject: The Present Continuous

De present continuous gebruik je om te zeggen dat je iets aan het doen bent.

Ik ben aan het lopen. = I am walking.

Hij is aan het typen. = He is typing.

Ik ben aan het eten. = I am eating.

Zij zijn aan het joggen. = They are jogging.

Belangrijk: het werkwoord ''to be''

To be heeft meerdere vormen in het Engels, net als het Nederlandse werkwoord ''zijn''.

Ik	ben
Jij	bent
Hij/zij/het	is
Wij	zijn
Zij	zijn

I	am
You	are
He/she/it	is
We	are
They	are

Een present continuous maken

Voor een present continuous moet je twee dingen gebruiken:

to be (dus am/is/are)

Het werkwoord op -ing

Voorbeeld: He is singing along.

They are walking there.

Kies de present continuous:

I ................................ to school.

1. cycle
2. is cycling
3. am cycling
4. cycling

Kies de present continuous:

They ............................... a song.

1. singing
2. is sing
3. are sing
4. are singing

Kies de present continuous:

It ............................. cats and dogs!

1. rains
2. is raining
3. are raining
4. raining

Hoe maak je nou een present continuous?
Noem er ook een voorbeeld bij!

Wat heb je vandaag
geleerd?

Thanks for today, see you next week!