4.1 snelheid

Beweging  4.1 snelheid
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Beweging  4.1 snelheid

Slide 1 - Diapositive

Snelheid
Als je loopt leg je in één uur ongeveer 5 kilometer af.

Slide 2 - Diapositive

Snelheid
Als je fietst leg je in één uur ongeveer 15 kilometer af.

Slide 3 - Diapositive

Snelheid
Een vliegtuig legt in één uur ongeveer 1000 kilometer af.

Slide 4 - Diapositive

Snelheid
Ruimteschepen leggen elke seconde een paar kilometer af.


Slide 5 - Diapositive

gemiddelde snelheid
Als je op een scooter rijdt dan rij je niet altijd met dezelfde snelheid

Slide 6 - Diapositive

gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid bereken je door de afgelegde afstand te delen door de tijd die hiervoor nodig is.

De gemiddelde snelheid wordt uitgedrukt in:
-kilometer per uur (km/h).
-meter per seconde (m/s).

Slide 7 - Diapositive

gemiddelde snelheid
Peter loopt in 2 uur 8 kilometer.
In één uur loopt hij dus 8 / 2 = 4 kilometer.
Zijn snelheid is dus 4 km/h.

Slide 8 - Diapositive

gemiddelde snelheid
Een auto heeft een gemiddelde snelheid van 50 km/h.

In een uur rijdt deze auto dus 50 km.
En in een half uur 50/2 = 25 km


Slide 9 - Diapositive

verhoudingstabel
Een schaatster rijdt een ronde van
400 m in een tijd van 32 seconde. 

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. 


Gegeven: afstand = 400 m
                  tijd = 32s
Gevraagd: gemiddelde snelheid?
Berekening:



Antwoord: de gemiddelde snelheid is 12,5 m/s.

: 32
: 32

Slide 10 - Diapositive

Welke grootheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en tijd
B
kilometer en uur
C
afstand en tijd
D
meter en seconde

Slide 11 - Quiz

Welke eenheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en uur
B
kilometer en uur
C
kilometer en seconde
D
afstand en tijd

Slide 12 - Quiz

Een auto rijdt in 3,5 uur van Groningen naar Maastricht.
De afgelegde afstand is 321 km.
Bereken de gemiddelde snelheid.
A
1123 km/h
B
112.3 km/h
C
91 km/h
D
96 km/h

Slide 13 - Quiz

Mo rijd van huis naar school. Deze rit is 4,5 km lang en duurt 10 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid

A
450 km/h
B
0.45 km/h
C
27 km/h
D
45km/h

Slide 14 - Quiz

constante snelheid
constante snelheid:
Op elk moment heeft de snelheid dezelfde grootte en richting.

Eenparige beweging:
Een beweging waarbij de snelheid steeds dezelfde grootte en richting heeft.

Slide 15 - Diapositive

constante snelheid
Video opname van een reiziger op de lopende band

De video maakt 20 beeldjes per seconde.
De tijd tussen 2 beeldjes is dan 1/20 s = 0,05s

Onder het beeld staat de afstand in meter.


Slide 16 - Diapositive

constante snelheid
Je kunt hiervan een tabel maken van de afstand tegen de tijd.



Slide 17 - Diapositive

constante snelheid
Teken nu het  (s,t) diagram.
 
 Afstand(s) tegen de tijd (t)

Slide 18 - Diapositive

Rechtevenredig
Aan de grafiek is te zien dat de reiziger een constante snelheid heeft
.


De grafiek is een rechte lijn door de oorsprong.
Als de tijd 2x zo groot wordt, wordt de afgelegde afstand ook 2x zo groot.
Dit noem je recht evenredig verband

Slide 19 - Diapositive

juist of onjuist
Bij een constante snelheid heeft de snelheid op elk moment dezelfde grootte en richting.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist
Constante snelheid is niet hetzelfde als een eenparige beweging

A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist.
De gemiddelde snelheid bereken je door de tijd te delen door de afgelegde afstand.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz



Op de linker tekening zie je een wandelaar die een afstand aflegt.
tussen elke opname zit een seconde. Hoeveel meter heeft de wandelaar na 4 second afgelegd.
A
4,4 meter
B
5,4 meter
C
4,1 meter
D
4,7 meter

Slide 23 - Quiz



Bepaal de snelheid van de wandelaar in meter per seconde.
A
0.74 m/s
B
1,0 m/s
C
1.35 m/s
D
1.5 m/s

Slide 24 - Quiz


In welk diagram is er sprake van een eenparige beweging
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 25 - Quiz


In welk diagram is er sprake van Rechtevenredig verband
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 26 - Quiz

Hw maken
Zie magister (volgende week)

Slide 27 - Diapositive