Geldzaken over Inflatie hoofdstuk 4

Hoe kan je geld minder waard worden?
Of wordt je geld juist méér waard?
over inflatie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoe kan je geld minder waard worden?
Of wordt je geld juist méér waard?
over inflatie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat inflatie betekent.
Ik kan uitleggen wat deflatie betekent.
Ik kan uitleggen wat hyperinflatie betekent.
Ik kan twee soorten oorzaken van inflatie benoemen en uitleggen.
Ik kan de begrippen nominaal en reëel toepassen op vermogen, inkomen en rente. 
Ik kan gevolgen van inflatie voor reële inkomens en vermogens uitleggen.
Ik kan toelichten wat de maatschappelijke gevolgen van hyperinflatie zijn.

Slide 2 - Diapositive

Wie wil er miljonair worden?
(maar waarom eigenlijk?)

Slide 3 - Question ouverte

In Zimbabwe (2008) was iedereen miljonair!

Slide 4 - Diapositive

Net als in Duitsland (jaren 20)...

Slide 5 - Diapositive

Een van de redenen waarom...

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent inflatie?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Vidéo

Kijkvraag: wat betekent inflatie?
A
Geld wordt minder waard
B
Alle producten worden duurder
C
Producten worden (gewogen) gemiddeld duurder
D
Producten worden (gewogen) gemiddeld goedkoper

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Kijkvraag: hoe noemen we extreme inflatie?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Kijkvraag: wat zijn twee soorten oorzaken van inflatie?

Slide 13 - Question ouverte

Voor wie is inflatie nadelig?
(meerder antwoorden zijn juist.)
A
Spaarders (beleggers)
B
Leners (geldvragers)
C
Werknemers met een vast nominaal loon
D
Gepensioneerden met een geïndexeerd pensioen

Slide 14 - Quiz

Leren we van onze fouten?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Onvoorstelbaar..? Ja 
Onmogelijk..? Nee!

Slide 17 - Diapositive

Zoek een foto die een voorbeeld van hyperinflatie laat zien

Slide 18 - Question ouverte

Wat is dus nu beter voor een land?
A
Hyperinflatie
B
een beetje inflatie
C
deflatie
D
vakantie

Slide 19 - Quiz

Bij inflatie dan:
A
moet je nu iets kopen, morgen is het duurder
B
kun je beter morgen iets kopen, dat is goedkoper
C
moet je helemaal niets kopen, maar juist sparen
D
geen idee, ik doe maar wat

Slide 20 - Quiz

Bij deflatie dan:.....
A
Moet je de schuld aan Trump geven
B
wordt alles juist duurder
C
wordt alles juist goedkoper
D
moet je emigreren

Slide 21 - Quiz