Verkeer herkansing 2024

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Hier is een speeltuin
B
Een woonerf, je mag hier spelen, lopen, fietsen
C
je mag hier niet rijden
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
VerkeerBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Hier is een speeltuin
B
Een woonerf, je mag hier spelen, lopen, fietsen
C
je mag hier niet rijden

Slide 1 - Quiz


Aram komt hier aanfietsen. Wat is hier aan de hand?
A
Hij moet op het fietspad, want dat is verplicht.
B
Hij mag op het fietspad en op de weg. Op het fietspad is veiliger.
C
Hij moet op de weg, want daar heeft hij ruimte.

Slide 2 - Quiz



Wat moet de fietser hier doen?
A
Doorrijden, want hij moet voorrang krijgen van iedereen die van links of rechts komt.
B
Eerst goed opletten op de auto voor hem stopt en dan doorfietsen.
C
Voorrang geven aan de auto.

Slide 3 - Quiz



Stel, je fietst en je komt dit bord tegen. Wat doe je dan?
A
Je stapt van de fiets en loopt verder.
B
Je fietst verder op de weg.
C
Je draait je om, want je mag hier niet verder fietsen.
D
Je fietst verder op het fietspad.

Slide 4 - Quiz


Stel, je fietst op het fietspad. Wat weet je dan?
A
Je moet voorrang krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden.
B
Je moet voorrang geven aan iedereen die van links en rechts komt rijden.
C
Je moet voorrang krijgen van iedereen die van rechts komt rijden.

Slide 5 - Quiz



Ruben, Zara en de automobilist willen allen rechtdoor. In welke volgorde moeten ze verder gaan?
A
1. Ruben 2. de auto 3. Zara
B
1. Ruben 2. Zara 3. de auto
C
1. De auto 2. Ruben 3. Zara

Slide 6 - Quiz



Wie moet Donna voorrang geven?
A
Donna moet alleen Rex voorrang geven.
B
Donna moet alleen Rex en Remy voorrang geven.
C
Donna moet Rex, Ron en Remy voorrang geven.
D
Donna moet niemand voorrang geven.

Slide 7 - Quiz


De auto en de fietser willen allebei rechtdoor. Wie mag er eerst?
A
De auto, want auto's gaan altijd voor fietsers.
B
De auto, want snel verkeer gaat voor langzaam verkeer.
C
De fietser, want bij een gewone kruising moet je als bestuurder voorrang krijgen van links.
D
De fietser, want die rijdt op een brede weg.

Slide 8 - Quiz


Sam wil naar links. Karin en Marcella willen rechtdoor. In welke volgorde moeten ze verder gaan?
A
1. Marcella 2. Sam 3. Karin
B
1. Marcella 2. Karin 3. Sam
C
1. Karin 2. Marcella 3. Sam

Slide 9 - Quiz


Welke uitspraak of uitspraken over fietsen in een groep is/zijn waar?
A
De voorste houdt de veiligheid in de gaten.
B
Houd voldoende afstand, zodat je niet op elkaar botst.
C
Op een rustige weg mag je met meer dan twee naast elkaar fietsen.
D
Steeds van plaats wisselen mag, maar doe dat voorzichtig.

Slide 10 - Quiz

Voorrang....
Mag je nemen
Moet je krijgen

Slide 11 - Sondage


Het is slecht weer. Hoe zorgen de kinderen dat ze beter opvallen? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
De felgekleurde, reflecterende kleding te dragen.
B
Met goede fietsverlichting.
C
Met een goed werkende bel.
D
Door donkere kleding te dragen.

Slide 12 - Quiz

Je hebt 2 handremmen, 1 is er stuk...
Dit is veilig, je hebt nog een rem
Dit is niet veilig, je moet lopen

Slide 13 - Sondage


Joep en Alexander fietsen naar het winkelcentrum. Wat moeten ze onderweg opmerken en zich bedenken?
A
Wij mogen doorfietsen, want we hebben voorrang.
B
Die meneer gaat voor, want hij is slechtziend.
C
Die meneer gaat voor, want hij is oud.

Slide 14 - Quiz