Lezen par. 6 en Formuleren par. 2

Formuleren par. 2
                          Tekstverbanden


Lesdoel: 
Ik ken acht tekstverbanden en de bijhorende signaalwoorden.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren par. 2
                          Tekstverbanden


Lesdoel: 
Ik ken acht tekstverbanden en de bijhorende signaalwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Nabespreken huiswerk
  • Opdracht 2 blz. 42/43
  • 1. Invloed van muziek op gedrag
  • 2. alinea 4
  • 3. alinea 7
  • 4. motorische gebieden (al. 2) en emotiegebieden (al. 3)
  • 5. onbedwingbare neiging om te dansen en tevreden, gelukzalig en verbonden/saamhorig

Slide 2 - Diapositive

Nabespreken huiswerk
6. verbinding linker- en rechterhersenhelft 
(gedrag/emoties), taalvaardigheid, creatiever, 
geheugen en probleemoplossing
7. eerder kopen
8. rustig eten, meer uitgeven, terugkomen
9. saamhorigheid

Slide 3 - Diapositive

Formuleren par. 2
                          Tekstverbanden


Lesdoel: 
Ik ken acht tekstverbanden en de bijhorende signaalwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Opsommend verband

Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.    


 




Signaalwoorden
om te beginnen, en, ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede, ten slotte

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.

Slide 5 - Diapositive

Tegenstellend verband


Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.   

 




Signaalwoorden
echter, maar, toch

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent, maar zijn vriend is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.

Slide 6 - Diapositive

Chronologisch verband (tijdsverloop)


De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde verteld 
 

 




Signaalwoorden

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, toen, vervolgens, voordat, nadat, tenslotte, in 1980..


Eerst ga ik voetballen, daarna moet ik de tafel dekken en vervolgens gaan we lekker eten.

Slide 7 - Diapositive

Oorzaak en gevolg


Er is iets gebeurd en dat heeft een gevolg gehad (er is geen keuze) 
 

 




Signaalwoorden

daardoor, door, doordat, zodat


Er is spaghettisaus op mijn shirt gekomen, daardoor is het vies geworden.

Slide 8 - Diapositive

Reden


Er is iets aan de hand en om die reden doe je iets (je hebt wel een keuze)
 

 




Signaalwoorden

omdat, namelijk, want, immers


Ik heb me goed ingesmeerd met zonnebrand, omdat de zon lekker schijnt.

Slide 9 - Diapositive

Toelichtend verband (voorbeeld)

Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld. 




Signaalwoorden
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, neem nou, denk aan, zoals.

Je kunt allerlei oud-Hollandse spelletjes doen bijvoorbeeld sjoelen, spijkerpoepen of koekhappen.

Slide 10 - Diapositive

Voorwaardelijk verband

Er is een voorwaarde bijeen bepaalde gebeurtenis




Signaalwoorden
als (... dan), wanneer, mits, tenzij

Ik ga morgen lekker op de fiets, tenzij het regent.

Ik ga morgen lekker op de fiets, mits het lekker weer is.

Slide 11 - Diapositive

Samenvatting of conclusie

Op basis van wat eerder is gezegd, trek je een bepaalde conclusie. Of je vat wat gezegd is samen.




Signaalwoorden
daarom, dus, al met al, kortom

Je bent de hele middag al het treuzelen, dus nu moet je je haasten om op tijd te komen.

Robin is altijd rustig en behulpzaam en haalt meestal goede cijfers. Kortom, Robin is de ideale leerling!

Slide 12 - Diapositive

Bij welke tekstverband hoort het signaalwoord 'maar'? Het regent, maar ik ga wel fietsen.
A
opsommend verband
B
toelichtend verband
C
tegenstellend verband
D
chronologisch verband

Slide 13 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'zoals'? Ik hou van spelletjes, zoals monopoly en kaarten.
A
chronologisch verband
B
toelichtend verband
C
opsommend verband
D
tegenstellend verband

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband zie je in deze zin: Eerst ga ik de vaat doen, daarna lekker Netflixen.
A
chronologisch verband
B
toelichtend verband
C
opsommend verband
D
tegenstellend verband

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband zie je in deze zin: Ten eerste moet je goed leren, ook moet je blijven herhalen en je moet veel oefenen om klaar te zijn voor de toets.
A
chronologisch verband
B
toelichtend verband
C
opsommend verband
D
tegenstellend verband

Slide 16 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat: Maken opdracht 1 t/m 3blz. 232 en 233
Hoe: Zelfstandig in stilte
Hulp: Theorieblok op blz. 232
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Nabespreken in de les
Klaar: Oorlogswinter uitlezen

Slide 17 - Diapositive