hoofdstuk 1 en intro havo 3 Grandes Lignes

hoofdstuk 1 en intro havo 3 Grandes Lignes
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

hoofdstuk 1 en intro havo 3 Grandes Lignes

Slide 1 - Diapositive

Parijs is veel groter dan Amsterdam, omdat...
A
er meer wordt gelachen
B
er meer honden zijn
C
Parijzenaars dat zelf denken
D
er meer mensen wonen per vierkante meter

Slide 2 - Quiz

David Guetta is een..
A
beroemde DJ
B
voetballer
C
autocoureur
D
acteur

Slide 3 - Quiz

les meilleurs selfies =
A
de gekste selfies
B
de verkeerde selfies
C
de beste selfies
D
de rommelige selfies

Slide 4 - Quiz

welk woord wordt bedoeld? de klinkers ontbreken
p..rt..bl..

Slide 5 - Question ouverte

nieuw =
A
vieux
B
petit
C
jeune
D
nouveau

Slide 6 - Quiz

les réseaux sociaux=
A
het netwerk
B
de website
C
de wifi code
D
de social media

Slide 7 - Quiz

In het restaurant vraag je om ...als je wilt betalen
A
l'appli
B
l'addition
C
la photo
D
le siteweb

Slide 8 - Quiz

penser is een regelmatig werkwoord op -er. Hoe vervoeg je penser in de présent?

Slide 9 - Question ouverte

avoir besoin de =
A
nodig hebben
B
honger hebben
C
geen tijd hebben
D
gelijk hebben

Slide 10 - Quiz

de vrouwelijk vorm enkelvoud van vieux =

Slide 11 - Question ouverte

télécharger =
A
wachten
B
downloaden
C
denken
D
vergeten

Slide 12 - Quiz

als je iemand welkom wilt heten, zeg je..
A
au revoir
B
j'y vais
C
bienvenue
D
drôle

Slide 13 - Quiz

J'ai mal à ...het hoofd ...
Wat is het hoofd in het Frans?

Slide 14 - Question ouverte

welk bijvoeglijk naamwoord is onregelmatig?
A
petit
B
grand
C
beau
D
bleu

Slide 15 - Quiz

wat is het vrouwelijk enkelvoud van : italien

Slide 16 - Question ouverte

waar wordt geen Frans gesproken?
A
Madagascar
B
Vietnam
C
Canada
D
Egypte

Slide 17 - Quiz

le conseil =
A
het advies
B
de rekening
C
de tijd
D
het ding

Slide 18 - Quiz

grâce à =
A
hij ziet
B
dankzij
C
dichtbij
D
makkelijk

Slide 19 - Quiz

travailler =
A
denken
B
praten
C
betalen
D
werken

Slide 20 - Quiz