Taalverzorging deel 1; Samengestelde zinnen

Welkom!
- Hangt je jas op de kapstok/in de kluis?
- Heb je je boek, schrift en je pen op tafel?
- Gebruik je telefoon alleen wanneer dat mag! 

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
- Hangt je jas op de kapstok/in de kluis?
- Heb je je boek, schrift en je pen op tafel?
- Gebruik je telefoon alleen wanneer dat mag! 

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les - Taalverzorging grammatica



- Je leert wat samengestelde zinnen zijn 
- Je kunt samengestelde zinnen herkennen
- Je weet wat voegwoorden zijn

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
zin vragend maken
B
zin enkelvoud of meervoud maken
C
zin in de verleden of tegenwoordige tijd plaatsen
D
Alle drie antwoorden zijn just

Slide 3 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?
In elke zin staan werkwoorden. Eén van deze werkwoorden is de persoonsvorm.

Wie weet het nog...pak je telefoon erbij.


Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Zin vragend maken
B
Zin enkelvoud of meervoud maken
C
Zin in de verleden of tegenwoordige tijd plaatsen
D
Alle drie antwoorden zijn juist

Slide 5 - Quiz

Noem de persoonsvorm(en) in de volgende zin: Mijn moeder kijkt graag tv en ik luister graag naar muziek.

Slide 6 - Question ouverte

Noem de persoonsvorm(en) in de volgende zin: Afgelopen weekend was een mooi weekend, want Max Verstappen won de Grand Prix van Zandvoort.

Slide 7 - Question ouverte

Je telefoon leg je weer even weg.


Kijk en luister naar het volgende filmpje.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin met 1 onderwerp
B
Een zin met 1 persoonsvorm
C
Een zin met 2 of meer persoonsvormen
D
Een zin zonder onderwerp

Slide 10 - Quiz

Samengestelde zin
Samengestelde zin = een zin met meerdere persoonsvormen



Slide 11 - Diapositive

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 12 - Quiz

Een voegwoord verbindt twee zinnen of woorden met elkaar.

Slide 13 - Diapositive

Welke voegwoorden ken je al?

Slide 14 - Question ouverte

Voegwoorden
Tekstverbanden

tegenstelling: maar, echter, toch
conclusie: dus, kortom
opsomming: en, ook, bovendien
voorbeeld: als, zoals, bijvoorbeeld
reden: omdat, want
mening/argument: want, omdat, daarom
oorzaak gevolg: doordat, daardoor, als gevolg van

Slide 15 - Diapositive

Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want

Slide 16 - Quiz

Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
omdat
C
toen
D
fiets

Slide 17 - Quiz

Wat is het voegwoord(en) in de volgende zin: Ik snap wat een samengestelde zin is, omdat ik goed heb opgelet tijdens de les.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is persoonsvorm(en) in de volgende zin: Ik snap wat een samengestelde zin is, omdat ik goed heb opgelet tijdens de les.

Slide 19 - Question ouverte

Ik begrijp wat een samengestelde zin is en kan nu zelfstandig aan het werk.
A
Ja
B
Nee
C
Ik wil graag extra uitleg

Slide 20 - Quiz

Wat ga je doen/huiswerk?
- Maak Taalverzorging hoofdstuk 2 blz. 52 opdracht 1 t/m 4 
(GL Taalverzorging hoofdstuk 2 blz. 56 opdracht 1 t/m 3)

* Zelfstandig werken
* Stilte
* Vragen? Steek je vinger op
* Klaar? Werk verder.


Slide 21 - Diapositive