Woordformules_mh

Formules opstellen en gebruiken
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Formules opstellen en gebruiken

Slide 1 - Diapositive

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
  • Verschil vaste en variabele waarde

Slide 2 - Diapositive

Rekenvolgorde herhalen

  Rekenvolgorde:

  1. Tussen haakjes
  2. (kwadraten en wortels)
  3.   x   en   :   
  4.   +   en  -   
Hoe komen we van die onvoldoendes af

Slide 3 - Diapositive

Vermenigvuldigen en delen
Optellen en aftrekken
Haakjes
1
2
3

Slide 4 - Question de remorquage

Weet je nu weer wat de rekenvolgorde is
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 5 - Quiz

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
Verschil vaste en variabele waarde

Slide 6 - Diapositive

Woordformules opstellen
In sommige situaties is het handig om een formule te gebruiken om iets op een snelle manier uit te rekenen.

In een formule kunnen we de woorden vervangen door getallen. Door daarna de berekening uit te voeren vinden we de uitkomst

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

De woordformule die hier bij hoort is:

aantal volgers = startgetal + aantal berichtjes * aantal volgers 

Slide 9 - Diapositive

De woordformule die hier bij hoort is:

aantal volgers = startgetal + aantal extra volgers * aantal berichtjes

Als we nu de juiste getallen invullen krijgen we:

aantal volgers = 2 + 3 * aantal berichtjes

Slide 10 - Diapositive

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Leg deze formules uit?

A
Begingetal is € 20 en per rit gaat er € 3 af
B
Begingetal is € 20 en per rit komt er € 3 bij
C
Begingetal is € 3 en per rit gaat er € 20 af
D
Begingetal is € 3 en per rit komt er € 20 bij

Slide 11 - Quiz

=                         x
Ik huur een fiets voor 10 euro per dag
Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

dagen
10
huurprijs
fiets
25

Slide 12 - Question de remorquage

=                         x
Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 
Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

Aantal nachten
36
Prijs in euro's
Hotel
12

Slide 13 - Question de remorquage

Kai gaat op donderdag pizza's bezorgen. Hij krijgt €3,50 als vast bedrag en €0,90 per pizza.
Om zijn inkomsten te berekenen gebruikt hij inkomsten in €
Wat wordt de woordformule om Kai zijn inkomsten te berekenen?
=
+
x
aantal pizza's
Inkomsten in €
€3,50
€0,90

Slide 14 - Question de remorquage

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
Verschil vaste en variabele waarde

Slide 15 - Diapositive

De woordformule die hier bij hoort is:

aantal volgers = startgetal + aantal extra volgers * aantal berichtjes

Als we nu de juiste getallen invullen krijgen we:

aantal volgers = 2 + 3 * aantal berichtjes

Slide 16 - Diapositive

De woordformule die hier bij hoort is:
aantal volgers = startgetal + aantal extra volgers * aantal berichtjes

Als we nu de juiste getallen invullen krijgen we:
aantal volgers = 2 + 3 * aantal berichtjes

Maar wiskundigen zijn lui, dus we schrijven: 
v = 2 + 3 * b

Slide 17 - Diapositive

De woordformule die hier bij hoort is:
aantal volgers = startgetal + aantal extra volgers * aantal berichtjes

Als we nu de juiste getallen invullen krijgen we:
aantal volgers = 2 + 3 * aantal berichtjes

Maar wiskundigen zijn lui, dus we schrijven: 
v = 2 + 3 * b

Maar wiskundigen zijn echt heel lui, dus we schrijven: v = 2 + 3b 

Slide 18 - Diapositive

letterformule
woordformule
30 x a + 12 = b
k x 0,5 - 16 = m
a x 12 + 30 = b
16 x d - 0,5 = l
aantal x 12 + 30 = bedrag
kosten x 0,5 - 16 = maandloon
30 x aantal weken + 12 = bedrag 
16 x aantal dagen - 0,5 = lengte

Slide 19 - Question de remorquage

aantal trailers X 3  =  aantal paarden
a X 3  =  p
Het aantal trailers keer 
drie is het aantal paarden
a X 3  =  p
aantal trailers X 3  =  aantal paarden
Sleepvraag:
woordformule
regel in woorden
formule

Slide 20 - Question de remorquage

Let op!
Gebruik in een woordformule nooit twee keer dezelfde letter voor twee verschillende dingen

aantal katjes = aantal kinderen*aantal plakken kaas + aantal kaketoes 
k = k*k + k

Slide 21 - Diapositive

Let op!
Gebruik in een woordformule nooit twee keer dezelfde letter voor twee verschillende dingen

aantal katjes = aantal kinderen * aantal plakken kaas + aantal kaketoes
k = k*k + k 
k = i *p + a

Slide 22 - Diapositive

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
  • Verschil vaste en variabele waarde

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld
Je kan een tekstje omzetten naar een woordformule:

Er zijn in Apeldoorn 3 keer zoveel fietsen als dat er inwoners zijn. Daarnaast liggen er ook standaard ook 100 fietsen in de sloot.

Dit kan je schrijven als de volgende woordformule:

Aantal fietsen = 100 + 3 * aantal inwoners

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

aantal fietsen = 100 + 3 * aantal inwoners

f=100+3*i

Hoeveel fietsen zijn er als er 2 inwoners zijn?

Slide 31 - Question ouverte

We kijken naar onderstaande formules.
Vul in beide voor aantal het getal 5 in.
1.)Bedrag=3+4×aantal
2.)Bedrag=2×(aantal+3)
A
1.) 35 2.) 16
B
1.) 23 2.) 13
C
1.) 23 2.) 16
D
1.) 35 2.) 16

Slide 32 - Quiz

   x
0
1
2
3
   y
Sleep de uitkomsten van de y naar de goede plek in de tabel in de formule :
y=2x+3
2
3
4
5
9
7
8

Slide 33 - Question de remorquage

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
  • Verschil vaste en variabele waarde

Slide 34 - Diapositive

Variabele en vaste waarden

Kosten = kosten per dag * aantal dagen + schoonmaakkosten
Vaste waarde 
Het heet een vaste waarde omdat het aantal dagen geen invloed hierop heeft
variabele waarde
Het is een variabele waarde omdat het aantal dagen invloed hierop heeft

Slide 35 - Diapositive

Een kitten weegt 220gr bij de geboorte. Elke week stijgt het gewicht met 35 gram. 
De formule die hierbij hoort is:



Sleep de component naar de juiste plaats in de formule
gewicht=220+35aantalweken
Vaste waarde
Variabele waarde

Slide 36 - Question de remorquage

Doel van vandaag
  • Rekenvolgorde herhalen
  • Woordformules opstellen
  • Letterformules opstellen
  • Woordformules/letterformules gebruiken
  • Verschil vaste en variabele waarde

Slide 37 - Diapositive

Nu zelf (thuis) oefenen
Maak in Bettermarks 

Mavo (H8):
  • 1.1
  • 1.2
  • 1.3
  • 1.4
  • 1.5
Havo (H6):
  • 1.1 
  • 1.2 
  • 1.3
  • 1.4
  • 1.5
  • 2.1

Slide 38 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 39 - Carte mentale

finish!

Slide 40 - Diapositive