Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
t op!!
Planning van vandaag:
M1B
1ste lesuur:
Uitleg cellen
2de lesuur
Helft 1 van de klas: microscoop (met Dorien)
Helft 2 van de klas: tekenopdracht
3de lesuur
Helft 1 van de klas: tekenopdracht
Helft 2 van de klas: microscopie (met Dorien)
Let op!
Het is de laatste dag van de tekenopdracht!!!
Slide 2 - Diapositive
Cellen en Microscoop
Slide 3 - Diapositive
Soorten cellen
Organen bestaan uit cellen. Een cel is heel erg klein. De cellen zijn de bouwstenen van je organen.
Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakje die gevuld zijn met water.
Slide 4 - Diapositive
0
Slide 5 - Vidéo
Soorten cellen
De vorm van de cel
heeft te maken met de functie van de cel.
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Botcel
Spiercel
Slide 6 - Diapositive
Soorten cellen
Cellen kun je bekijken door een microscoop te gebruiken.
Ze lijken plat in de afbeelding maar jij weet inmiddels dat dit in werkelijkheid niet het geval is.
Slide 7 - Diapositive
Dierlijke cel
Celmembraan
Celkern
Celplasma
Plantaardige cel
Celplasma
Celmembraan
Celkern
Bladgroenkorrels
Celwand
Celmembraan
Celkern
Celplasma
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Aan het werk!
Maak opdracht 2.03 blz 107 t/m 113
Werk eerst in stilte (rood licht)
Overleg pas bij groen licht met je buurman.
timer
1:00
Slide 10 - Diapositive
Nakijken
1
2
3
4
5
6
Slide 11 - Diapositive
0
Slide 12 - Vidéo
1.4 De microscoop
Slide 13 - Diapositive
0
Slide 14 - Vidéo
Wat is de functie van een microscoop?
Door het gebruik van een microscoop kun je hele kleine dingen die met het blote oog niet goed te zien zijn, bestuderen. De microscoop vergroot veel meer dan een loep.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
bij de punt van de aanwijs-naald
bij de punt van de aanwijs-naald
KLEINE
stelschroef
Dit is de manier van werken.
Elke keer doe
je dit op deze manier.
Als je door hebt
hoe het moet en je kunt het .....
dan is scherpstellen voor jou een makkie!
Slide 18 - Diapositive
Microscoop
Op school kunnen we:
40 x vergroten,
100 x vergroten of
400 x vergroten.
Slide 19 - Diapositive
Onderdelen
1. tubus
2. Revolver
3. objectief
4. klemmen
5. diafragma
6. lampje
7. oculair
8. statief
9. tafel
10. grote en kleine schroef
Slide 20 - Diapositive
De microscoop
Weet jij alle
onderdelen
nog?
oculair
tubus
revolver
objectief
tafel
statief
grote schroef
kleine schroef
lamp
diafragma
voet
preparaatklem
Slide 21 - Diapositive
Vergroting berekenen:
vergroting oculair x vergroting objectief = totale vergroting
voorbeeld:
het oculair vergroot 10 x en het objectief 40 x.
de vergroting is dan 10x 40 x = 400 x
Slide 22 - Diapositive
objectief x
oculair
Slide 23 - Diapositive
Vergroting berekenen
Oculair X Objectief
Voorbeeld: Oculair = 10x, Objectief = 400x
Hoeveel is de vergroting?
Slide 24 - Diapositive
0
Slide 25 - Vidéo
0
Slide 26 - Vidéo
Zin in een quizje?
Slide 27 - Diapositive
Test jezelf
Pak je telefoon
Slide 28 - Diapositive
voet
stelschroef
diafragma
tafel
objectief
tubus
Slide 29 - Question de remorquage
met welk onderdeel kunnen we licht regelen bij microscoop
A
objectief
B
grote schroef
C
diafragma
D
revolver
Slide 30 - Quiz
Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel
Slide 31 - Quiz
Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief 4x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
4x
B
10x
C
40x
D
400x
Slide 32 - Quiz
Wat doe je met een objectglas?
A
Daar haal je een voorwerp van af om te bekijken.
B
Daar leg je het voorwerp op wat je wilt gaan bekijken.
C
Het objectglas is het gaatje in de tafel van de microscoop.
D
Het objectglas leg je over het voorwerp heen.
Slide 33 - Quiz
In welke volgorde ruim je de microscoop op?
.
.
.
.
.
rode objectief onder tubus
preparaat weghalen
lampje uit
tafel omlaag draaien
microscoop oppaken en wegbrengen
Slide 34 - Question de remorquage
Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad
Slide 35 - Quiz
Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier vergroot je het preparaat
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht
Slide 36 - Quiz
Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet
Slide 37 - Quiz
Cellen
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'
Slide 38 - Quiz
Zet op volgorde van groot naar klein: cel - organisme - organenstelsel - orgaan
Slide 39 - Question ouverte
Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme
Slide 40 - Quiz
Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel
Slide 41 - Quiz
De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel
Slide 42 - Quiz
De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel
Slide 43 - Quiz
Welke is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 44 - Quiz
Wat heeft een plantencel wel wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels
Slide 45 - Quiz
Wat weet je nog over 'cellen'?
Slide 46 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen weefsels en organen?
Slide 47 - Question ouverte
Statief
Oculair
Preparaat
Hieraan pak je de microscoop vast
Bovenste lens
op een microscoop waar je door kijkt
twee glasplaatjes waartussen iets ligt dat je wilt bekijken