11 - Dieren en planten

Hoofdstuk 11 - Dieren en planten
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 11 - Dieren en planten

Slide 1 - Diapositive

Hoe kauwen dieren?
• planteneters bijvoorbeeld koeien hebben plooikiezen.
• vleeseters bijvoorbeeld een hond, hebben grote scherpe hoektanden en knipkiezen
• Alleseters, mensen hebben snijtanden en knobbelkiezen.

Slide 2 - Diapositive

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 3 - Quiz

Welke kies is in de afbeelding weergegeven?
A
een kies van een alleseter
B
een kies van een planteneter
C
een kies van een vleeseter

Slide 4 - Quiz

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Een zeehond heeft ook grote hoektanden.
Bij welke groep dieren hoort een zeehond?

A
Bij de alleseters
B
bij de vleeseters
C
bij de planteneters

Slide 5 - Quiz

Welk dier heeft de langste darmen?
Verteren is het klein maken van voedsel. Dit gebeurt in het verteringsstelsel.

Planten verteren is moeilijk dit lukt alleen als het voedsel lang in het verteringsstelsel zit.
Planteneters hebben een extra lang verteringsstelsel. Daarom heeft een koe ook een dikke buik.

Het verteringsstelsel van een mens in middellang, omdat wij alleseters zijn.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Planteneters eten plantaardig voedsel. Plantaardig voedsel is
A
gemakkelijk te verteren
B
moeilijk te verteren
C
niet te verteren

Slide 9 - Quiz

Energiebalans

Slide 10 - Diapositive

Energiebalans
Dieren moeten genoeg energie uit hun voedsel binnenhalen om te kunnen overleven. 
In een energiebalans kan je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waarvoor hij die energie gebruikt

Slide 11 - Diapositive

Fotosynthese

Slide 12 - Diapositive

Hoe 'eten' planten?
Fotosynthese in de bladgroenkorrels

Plant neemt water op via de wortels en koolstofdioxide via de bladeren.
Zuurstof wordt afgestoten via de bladeren en glucose wordt gebruikt voor energie.

Slide 13 - Diapositive

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 14 - Question de remorquage

Kijk naar het schema van de fotosynthese.
Welke twee stoffen haalt de wortel uit de bodem?

A
Water & stikstof
B
Water & vitaminen
C
Water & kalk
D
Water & mineralen

Slide 15 - Quiz

Andere organismen die lijken op een ander gevaarlijk dier heet:
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Bedekken

Slide 16 - Quiz

Waardoor worden organismen niet gegeten
Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld zweefvliegen die op wespen lijken)

Maken van bittere stoffen (soms giftig!)
Stekels zoals de roos of brandnetels
Verdediging door goede zintuigen en vluchten


Slide 17 - Diapositive

Camouflage
Niet opvallen in de omgeving

Slide 18 - Diapositive

Mimicry
Lijken op een ander (giftig) dier

Slide 19 - Diapositive

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 20 - Quiz

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 21 - Quiz

Hoe ademen insecten?
Insecten zoals vlinders en vliegen hebben geen longen maar: tracheeën. 

Trachee: vertakte buizen in het achterlijf gevuld met lucht. Hierdoor komt er zuurstof bij de cellen. 

Stigma: Hierdoor komt lucht met zuurstof in de trachee en gaat er koolstofdioxide naar buiten 

Slide 22 - Diapositive

Diffusie

Slide 23 - Diapositive

Hoe ademen vissen?
Vissen halen zuurstof uit het water met kieuwen.

Een kiew bestaat uit een kieuwboog met daaraan kieuwplaatjes

De wanden van de kieuwplaatjes zijn sterk geplooid en heel dun ze bevatten veel bloedvaatjes. 

Vanaf de kieuwplaatjes stroomt het zuurstofrijke bloed naar alle andere organen.

In de kieuwplaatjes wordt koolstofdioxide vanuit het bloed aan het water afgegeven. 

Slide 24 - Diapositive

Onderdelen kieuwen

Slide 25 - Diapositive

Tegenstroomprincipe
Het bloed in de kieuwen stroomt tegengesteld aan de waterstroom. Hierdoor vindt meer diffusie plaats, omdat de concentratie steeds zo groot mogelijk blijft.

Slide 26 - Diapositive



gelijkstroomprincipe:  in het laatste gedeelte nauwelijks nog overdracht: concentraties worden gelijk.
tegenstroomprincipe: continu overdracht, hogere opbrengst: er blijft concentratieverschil

Slide 27 - Diapositive

Tegenstroomprincipe
Bloed -->
Bloed -->
Bloed stroomt in de zelfde richting
Bloed stroomt in tegengestelde richting
<--Water
Water -->

Slide 28 - Question de remorquage

Vervoer in insecten
- Bij insecten wordt lucht met zuurstof door tracheeën vervoerd. 

- Voedingsstoffen en afvalstoffen worden door het bloed vervoerd.

- Een insect heeft een open bloedsomloop > het bloed stroomt vrij door het lichaam.

Slide 29 - Diapositive

Hoe vervoeren insecten stoffen?
  • Het bloed vervoert de voedingsstoffen en de afvalstoffen
  • 1 groot bloedvat
  • Aan de achterkant het hart: een aantal kamers achter elkaar
  • Samentrekken v/d kamers -->                   bloed stroomt van achter naar voren
  • Bloedvat eindigt in de kop
  • Uit het bloedvat en stroomt vrij door het lichaam (open bloedsomloop)

Slide 30 - Diapositive

Hoe vervoeren planten stoffen?
• Zuigen met hun wortels water en mineralen op
• Door de vaten vervoerd
• Vaatbundel(liggen in groepjes)

Slide 31 - Diapositive

Vaatbundels
Lopen van wortel tot in de bladnerven en bloemen, liggen in een kring en bestaan uit 2 soorten:

  1. Houtvaten: vaten voor water en mineralen (binnenring)
  2. Bastvaten: vaten voor glucose en andere voedingstoffen (buitenring)

Slide 32 - Diapositive

Vervoer in planten
Wortelharen > water en mineralen opnemen.

Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels naar de bladeren (omHoog).

Bastvaten vervoeren water en voedingsstoffen (o.a. Glucose) naar de wortels en de bloemen (Beneden).

De waterstroom blijft op gang doordat er water via de huidmondjes verdampt.

Slide 33 - Diapositive

Houtvaten
Het water in de houtvaten gaat op 3 manieren omhoog:
1. door de zuigkracht van de bladeren
2. doordat de wortels meer water en andere stoffen opnemen worden deze stoffen omhoog gedrukt, worteldruk
3. door de capillaire werking van de houtvaten, waarbij het water aan de kanten van de houtvaten kleeft en naar boven kruipt. (het filmpje in de volgende dia legt op een natuurkundige manier uit hoe dit werkt)

Slide 34 - Diapositive

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 35 - Quiz

Hoe heet het onderdeel dat de voedingstoffen vervoerd in de plant?
A
vaatbuisjes
B
vaatbundels
C
haarvaten

Slide 36 - Quiz

Bij de plant zit in de buitenring de
A
Houtvaten
B
Bastvaten

Slide 37 - Quiz

Bescherming tegen kou
Dieren zijn beschermd tegen kou door:
- isolatie: dikke vacht, verenkleed of vetlaag 

- kleine oppervlakken (korte poten en kleine oren) 

- winterslaap of winterrust

Slide 38 - Diapositive

Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 39 - Quiz

Bescherming tegen hitte
Dieren zijn beschermd tegen hitte door:
- dunne vacht of verenkleed 

- grote oppervlakken (grote oren) 

- een luchtstroom 

- hijgen

Slide 40 - Diapositive

Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen

Slide 41 - Quiz