Les 5- Capitulo 2 Brugklas

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-4

Hoy es jueves, 14 de noviembre

Straf inleveren:

•  Damoon
• Stanley
• Ramos
• Liriano

Las reglas:

Respect:

Als iemand praat is de rest stil

Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen

We maken elkaar niet belachelijk

We komen onze afspraken na (HW, geen mobiel, etc.)

¿Qué vamos a hacer hoy?

• Herhaling: De regelmatige werkwoorden
• Herhaling: alles
• Oefenen

¿Cuáles son las metas de hoy?

Aan het einde van de les:

• kan ik regelmatige werkwoorden vervoegen
• kan ik het werkwoord estar vervoegen
• ken ik de vraagwoorden
• ken ik de aanwijzingen

Aanwijzingen:

• links: a la izquierda
• rechts: a la derecha
• naast: al lado de
• tegenover: enfrente de 
• hier: aquí
• daar: allí
• dichtbij: cerca
• ver weg: lejos

Korte pauze

Vraagwoorden in het Spaans

¿Qué?

¿Cómo?

¿Cuándo?

¿Dónde?

¿Cuánto?

¿Quién?

¿Cuál?

¿Por qué?

Vraagwoorden

1. ¿___ te llamas? (Hoe)
2. ¿___ es tu color favorito? (Wat)
3. ¿___ años tienes? (Hoeveel)
4. ¿___ está la estación de tren? (Waar)
5. ¿___ es tu libro? (Welk)
6. ¿___ quieres hacer esta tarde? (Wat)
7. ¿___ viven tus padres? (Waar)
8. ¿___ cuesta el libro? (Hoeveel)
9. ¿___ estudias español? (Waarom)
10. ¿___ hermanas tienes? (Hoeveel)
11. ¿___ es tu película favorita? (Wat)
12. ¿___ vienes a la fiesta? (Wanneer)
13. ¿___ está el baño? (Waar)

¿Qué vamos a hacer?

Wat? Libro de texto: Bron C op blz. 12 lezen

Libro de ejercicio: vragen van bron C beantwoorden op blz. 12, opdr. 6

Hoe? in duo's

Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt

Tijd: 10 minutos

Uitkomst: Ik heb mijn leesvaardigheid geoefend

Klaar? Maak je puzzle af, opdr. 7

Korte pauze

Werkwoorden vervoegen

yo= yo

tú = tú

él = naam van man / zelfst.nw enkelvoud

ella = naam van vrouw / zelfst.nw enkelvoud

nosotros = naam/namen y yo

vosotros = naam/namen y tú

ellos = twee namen van mannen / zelfst.nw meervoud

ellas = twee namen van vrouwen / zelfst.nw meervoud

Het werkwoord ESTAR = zijn

Korte pauze

Regelmatige werkwoorden

in het Spaans

-AR            -ER           -IR

Korte pauze

Regelmatige werkwoorden

1. Yo (comer) ___________ una manzana todos los días.

2. Tú (hablar) ___________ con tus amigos por teléfono.

3. Luisa y yo (vivir) ___________ en una casa grande.

4. Mi hermano (estudiar) ___________ para el examen de matemáticas.

5. Dora y Diego (trabajar) ___________ en una empresa de tecnología.

6. Ana y tú (caminar) ___________ por el parque cada tarde.

7. La profesora (escribir) ___________ una carta a su familia.

8. Ustedes (necesitar) ___________ ayuda con la tarea.

9. Nosotros (aprender) ___________ español en la escuela.

Tú (leer) un libro interesante.

¿Qué vamos a hacer?

Wat? Libro de ejercicio maak opdr. 1 t/m 5 van blz. 57 t/m 59

Hoe? Individueel en in stilte

Hulp: Tu libro de texto y tu libro de ejercicio

Tijd: 30 minutos

Uitkomst: Ik weet wat ik goed begrijp en wat nog moet gaan leren voor de toets

Klaar? 

Schrijf de zinnen van fraces clave op:

TB blz. 21, bron E

TB blz. 24, bron J

Korte pauze

Los deberes

Toets

Leer alles voor de oefentoets

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

Verbos regulares

1. yo
2. tú
3. él/ ella/ usted
4. nosotros
5. vosotros
6. ellos/ ellas/ ustedes

¿Cuáles son las metas de hoy?

Aan het einde van de les:

• kan ik regelmatige werkwoorden vervoegen
• kan ik het werkwoord estar vervoegen
• ken ik de vraagwoorden
• ken ik de aanwijzingen

Korte pauze

Oefenen

play.blooket.com