3H/3V Reflexive/reciprocal pronouns

Good morning!
We'll start with 10 minutes of reading.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Good morning!
We'll start with 10 minutes of reading.

Slide 1 - Diapositive

Today
  • Discuss exc. 18

Slide 2 - Diapositive

Recap
  • What did we do the previous lesson?

Slide 3 - Diapositive

Goals
At the end of the lesson:
You can use reflexive and reciprocal pronouns correctly.

Slide 4 - Diapositive

I took a picture of myself. > Ik nam een foto van mezelf.
She bought herself a new computer. > Zij kocht een nieuwe computer voor zichzelf.

Je gebruikt wederkerende voornaamwoorden om te praten over situaties waarbij het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn.




Slide 5 - Diapositive

wederkerend voornaamwoord :
ik
me / mijzelf
myself
I
jij
je / jezelf
yourself
you
hij/zij/het
zich
himself/herself/itself
he/she/it
wij
ons
ourselves
we
jullie
je / jezelf
yourselves
you
zij
zich
themselves
they

Slide 6 - Diapositive

myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
themselves
I
you
he
she
it
we
they

Slide 7 - Question de remorquage

He saw himself in the mirror. 
They enjoyed themselves at the party.

Je vertaalt -self en -selves met zich of zichzelf.








Slide 8 - Diapositive

Do you shave even on Saturdays?
She’s old enough to dress herself.

Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerend voornaamwoord na werkwoorden als wash, dress en shave, behalve wanneer je nadruk wil leggen op wie de handeling uitvoert.












Slide 9 - Diapositive

Do you shave even on Saturdays?
She’s old enough to dress herself.
Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerend voornaamwoord na werkwoorden als wash, dress en shave, behalve wanneer je nadruk wil leggen op wie de handeling uitvoert.

Slide 10 - Diapositive

They saw each other at the festival. Zij zagen elkaar op het festival.
You have to look after one another! > Jullie moeten voor elkaar zorgen!

Je gebruikt de wederkerige voornaamwoorden each other en one another om te praten over ‘elkaar’.
















Slide 11 - Diapositive

They kissed when she got home.


Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerig voornaamwoord na werkwoorden als marry, hug, en kiss die al aangeven dat de handeling van beide kanten komt. 












Slide 12 - Diapositive

Wat betekent "each other, one another"? bijv. they talk to each other.
A
zichzelf
B
elkaar

Slide 13 - Quiz

Welke reflexive pronoun staat in het enkelvoud?
A
himself
B
themselves

Slide 14 - Quiz

Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij you
A
myself
B
yourself
C
themselves
D
itself

Slide 15 - Quiz

Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij I
A
myself
B
yourself
C
itself
D
yourself

Slide 16 - Quiz

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurt met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurt met

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste reflexive pronoun in:
you bought ________ a new computer
A
myelf
B
himself
C
yourself

Slide 18 - Quiz

We looked at _________ (=we keken naar elkaar).
A
ourselves
B
each other

Slide 19 - Quiz

They talk to _______ (=zij praten tegen hun zelf).
A
themselves
B
themself

Slide 20 - Quiz

She hurt _______.
A
herselves
B
himself
C
herself

Slide 21 - Quiz

Subject: reflexive & reciprocal pronouns.

Translate: Wij keken naar elkaar = We looked at ________ _________ .

Slide 22 - Question ouverte

Good morning!
Pak blz 74 erbij

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien