H2E 17-02-2020


Sentences (Opdracht 17)
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon


Sentences (Opdracht 17)

Slide 1 - Diapositive

1. I don't know whether you can do it.
2. I wondered if you could help me with it.
3. I've actually designed it to look like a motorbike.
4. The back wheel of the bike is bigger than the front wheel.
5. I definitely think it's possible to make the bike.
6. Basically, the bike seat is a chair with one leg.
7. Do you reckon that's likely to work?
8. You may not be able to attach the chair to the bike.

Slide 2 - Diapositive


Opdracht 32

Slide 3 - Diapositive

Jodie ... wait for half an hour.
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 4 - Quiz

Waarom is het has to in deze zin?
A
Ze moet het gewoon.
B
Dit is een verplichting van buitenaf.

Slide 5 - Quiz

You ... tell John.
A
Musn't
B
Shouldn't
C
Can't
D
Haven't

Slide 6 - Quiz

Waarom is het musn't?
A
Je mag het echt niet aan John vertellen.
B
Het is een advies.

Slide 7 - Quiz

Gathin ... be so worried.
A
Musn't
B
Shouldn't
C
Can't
D
Hasn't

Slide 8 - Quiz

Waarom is het shouldn't?
A
Het is advies, ze zou niet zo bezorgd mogen zijn.
B
Ze mag niet bezorgd zijn.

Slide 9 - Quiz

You ... call her to say sorry
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 10 - Quiz

Waarom is het should?
A
Je moet haar bellen.
B
Het is advies. Je zou dit moeten doen.
C
Het is een verplichting.

Slide 11 - Quiz

I can't come. I ... work today.
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 12 - Quiz

Waarom is het have to?
A
Je moet dat gewoon.
B
Je zou dat moeten doen.
C
Het is een verplichting van buitenaf.

Slide 13 - Quiz

You ... know these rules.
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 14 - Quiz

Waarom is het should?
A
Je zou dit nu eigenlijk wel moeten weten (advies).
B
Je moet dit gewoon weten.
C
Het is een verplichting van buitenaf.

Slide 15 - Quiz

That ... be Terry. He's tall and blond.
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 16 - Quiz

Waarom is het must?
A
Het is advies.
B
Het is een verplichting.
C
Het moet hem zijn, dat kan niet anders.

Slide 17 - Quiz

Sam doesn't ... get up early.
A
Must
B
Has to
C
Have to
D
Should

Slide 18 - Quiz

Waarom is het have to?
A
Dat klinkt gewoon beter.
B
Dit is een advies.
C
Hij hoeft dit niet, geen verplichting van buitenaf.
D

Slide 19 - Quiz

Veel & Weinig

Slide 20 - Diapositive

Much vs. Many

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verschil?

"He didn't spend much time on his work."


"They always visit many museums on holiday."

Slide 22 - Diapositive

Much & Many
1. Much en many betekenen allebei: veel

2. Much is enkelvoud

3. Many is meervoud

Slide 23 - Diapositive

Much of many?
We don't have ... money with us.
A
Many
B
Much

Slide 24 - Quiz

Much of many?
How ... teenagers are going on this tour?
A
Many
B
Much

Slide 25 - Quiz

(a) little / (a) few

Slide 26 - Diapositive

  1. Little

  2. Few

  3. A little 

  4. A few
  1. Weinig (enkelvoud)

  2. Weinig (meervoud)

  3. Een beetje (enkelvoud)

  4. Een paar (meervoud)

Slide 27 - Diapositive

Voorbeeld: "There's little difference between the two books."

Slide 28 - Diapositive

Little
1. Is een 'uncountable' noun. 
Woorden zoals: water, information, room

2. Betekent weinig 

3. Wordt gebruikt als het enkelvoud is

4. Negatief

Slide 29 - Diapositive

Voorbeeld: "There are few biscuits left."

Slide 30 - Diapositive

Few
1. Is een 'countable' noun. 
Woorden zoals: biscuits, people, dogs

2. Betekent weinig 

3. Wordt gebruikt als het meervoud is

4. Negatief

Slide 31 - Diapositive

Voorbeeld: "There's still a little petrol in the car."

Slide 32 - Diapositive

A little
1. Is een 'uncountable' noun. 
Woorden zoals: petrol, cheese

2. Betekent 'een beetje'

3. Wordt gebruikt als het enkelvoud is

4. Positief

Slide 33 - Diapositive

Voorbeeld: "There's still a few shops I still want to go to."

Slide 34 - Diapositive

A few
1. Is een 'countable' noun. 
Woorden zoals: shops, people

2. Betekent 'een paar'

3. Wordt gebruikt als het meervoud is

4. Positief

Slide 35 - Diapositive

There are very ... cupcakes left.
A
Few
B
Little
C
A few
D
A little

Slide 36 - Quiz

Woooo! I found ... gold in the river!
A
Few
B
Little
C
A few
D
A little

Slide 37 - Quiz

Don't worry guys, I have ... dollars in my pocket.
A
Few
B
Little
C
A few
D
A little

Slide 38 - Quiz

She has ... sugar at home.
A
Few
B
Little
C
A few
D
A little

Slide 39 - Quiz