Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Online- Les 2 - 7/8 januari
2 reglas:
*encienda la cámara
*apaga el micrófono
¡Gracias!
To do:
meld je aan op LessonUp
1 / 25
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
25 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
2 reglas:
*encienda la cámara
*apaga el micrófono
¡Gracias!
To do:
meld je aan op LessonUp
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
¿Qué país es?
A
Mexico
B
Perú
C
Argentina
D
Colombia
Slide 3 - Quiz
¿Qué sabes sobre Perú?
Wat weet je over Peru?
Slide 4 - Carte mentale
|||||||||||
|||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
|||I
||||||
||||||
||||||
||||||||
¿Conoces todos los países en Latinoamérica?
Ken jij alle landen in Latijns-Amerika?
timer
2:00
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Inhoud Capítulo 4: De aventura en Perú
Vocabulario (quizlet): dieren, toerisme, vraagwoorden, vrije tijd, enz.
Fuente D: Vraagwoorden in combinatie met SER en ESTAR
(Fuente E: Frases clave: vragen en vertellen over uitgaan en verkering)
Fuente G: Werkwoorden met klinkerwijziging van e → i
Fuente I: ‘Estar + Gerundio’ = wat je aan het doen bent
(Fuente J: Frases clave: vragen en zeggen wat je aan het doen bent)
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Deberes para el lunes
-hacer
el quiz
en Socrative.com => INGE4903 (uitleg op volgende slide)
-hacer ejercicio
3
-estudiar el
LessonUp
de hoy 'ser vs. estar'
Slide 9 - Diapositive
Algunas preguntas
Contesta las 9 preguntas
por SOCRATIVE.COM => room number
INGE4903
1.
¿Por qué en Perú se habla español?
2
. ¿Qué otros idiomas se habla?
3.
¿Qué es el Machu Picchu? ¿Dónde está situado?
Etc.....
Fecha límite lunes 11 enero
Een paar vragen
Beantwoord de 9 vragen
op SOCRATIVE .COM=> room number
INGE4903
1.
Waarom spreekt men in Peru Spaans?
2.
Welke andere talen worden er nog gesproken?
3.
Wat is Machu Picchu? Waar ligt het?
Etc...
Deadline maandag 11 januari
Slide 10 - Diapositive
Lesdoel 2
Aan het einde van deze LessonUp kan je onderscheid maken tussen de werkwoorden SER en ESTAR
Slide 11 - Diapositive
ser
en
estar
Zowel
ser
als
estar
betekenen 'zijn'. Maar
estar
betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt
estar
dus bij plaatsbepalingen, om je locatie aan te geven.
Bijvoorbeeld:
Ik ben hier - Estoy aquí
Slide 12 - Diapositive
(yo)
estoy
(tú)
estás
(el, ella, usted)
está
(nosotros/as)
estamos
(vosotros/as)
estáis
(ellos, ellas)
están
ik
ben
jij
bent
hij, zij
is
/ u
bent
wij
zijn
jullie
zijn
zij
zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)
Slide 13 - Diapositive
ser
of
estar?
ser
gebruiken we voor
eigenschappen
die niet veranderen,
zoals karaktertrekken.
estar
gebruiken we voor
plaatsbepalingen
en voor
eigenschappen
die wél veranderen, zoals
emoties/toestanden.
Slide 14 - Diapositive
Ser
Estar
... met mijn
hond
in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot
Slide 15 - Question de remorquage
Estáis guapos
Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.
Estoy enojado
Ik ben boos
toestand:
op dit moment ben ik boos
Sois guapos
Jullie zijn knap
uiterlijke eigenschap:
knap van nature
Soy enojado
Ik ben boos
karaktereigenschap:
ik ben boos geboren
Estar
(tijdelijke eigenschap)
Ser
(vaste eigenschap)
Slide 16 - Diapositive
Dit ezelsbruggetje kan je helpen om te kiezen tussen SER of ESTAR
'DOCTOR' vs 'PLACE'
Slide 17 - Diapositive
ser - estar - hay
ser =
zijn
(kenmerken, definities)
Maria
es
una chica simpática.
estar = zijn, zich bevinden, plaatsbepaling of tijdelijke toestand
Holanda
está
en el norte de Europa.
Manolo
está
muy triste hoy.
hay
= er is, er zijn
Hay
muchos museos en Madrid.
Slide 18 - Diapositive
Lees nu fuente D in libro de texto p40
Dan volgen hierna 4 vragen om te oefenen
Slide 19 - Diapositive
Vraagwoorden
Fuente D: waarom, hoe, wat, wie =
A
porque, cuándo, quien, cuál
B
por que, como, que, quien
C
por qué, cómo, qué, quién
D
porque, quien, cómo, cuál
Slide 20 - Quiz
Fuente D: Vul in: Señora Van den Boomen ___ triste por el virus de Corona.
A
es
B
está
C
esta
D
ha sido
Slide 21 - Quiz
Fuente D: Vertaal de volgende zin:
Ik ben verlegen.
timer
0:30
Slide 22 - Question ouverte
Fuente D: Vul de juiste vorm in van Ser of estar:
Mis amigos...............en el instituto.
timer
0:20
Slide 23 - Question ouverte
Deberes para el lunes
-hacer
el quiz
en Socrative.com => INGE4903 (uitleg op volgende slide)
-hacer ejercicio
3 - fuente A
-estudiar
el resto de los LessonUp slides
de hoy:
'ser vs. estar'
Slide 24 - Diapositive
Wat heb je vandaag geleerd? Wat is nog lastig? Heb je een tip?
Slide 25 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Online - Les 1 - 5/6 januari
Janvier 2021
- Leçon avec
30 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 1
Juin 2021
- Leçon avec
29 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 1
Décembre 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 4 - les 2 TH2B/2F /2C /2D
Juin 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 2 - les 1b
Juin 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cap 4 - les 2
Juin 2021
- Leçon avec
23 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cap 2 - les 2a
Novembre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cap 4 - les 2 THV2B
Juin 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2