Nederlands lezen & luisteren

Nederlands
Lezen en luisteren 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Lezen en luisteren 

Slide 1 - Diapositive

Tekstsoorten
Tekstdoelen
Alineaverbanden
Tekstsoorten
Tekstdoelen
Alineaverbanden

Slide 2 - Diapositive

Alineaverbanden
Een tekst heeft verbanden. Elke alinea hoort bij elkaar. Er zit een verband tussen de alinea's. 
Soms simpelweg omdat ze over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar staan. 
Soms omdat bijvoorbeeld een opsomming over meerdere alinea's is verdeeld. 
Of omdat je een tegenstelling verspreid over 2 alinea's.

Slide 3 - Diapositive

Chronologisch 
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend

Oorzaak - gevolg
Redengevend
Vergelijkend
Concluderend
Middel - doel
Voorwaardelijk

Slide 4 - Diapositive

Fred is een echte fan van Bruce Springsteen, zijn favoriete nummers zijn Thunder road, Jersey girl en Jungle land.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 5 - Quiz

De brandweer bestrijdt vuur met water.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 6 - Quiz

Ik lust geen pizza, het deeg vind ik vies.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 7 - Quiz

We gaan vandaag naar de dierentuin, morgen naar oma en zondag naar het museum.
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
opsommend
D
toelichtend

Slide 8 - Quiz

Alineaverbanden

Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend/ reden

Oorzaak-gevolg
Conclusie

Slide 10 - Diapositive

Je bent jong, leergierig en een doorzetter.

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Chronologisch

Slide 11 - Quiz

Ik werk het liefst met een laptop omdat ik dan overal kan werken.

A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Chronologisch

Slide 12 - Quiz

Hij heeft het liever niet, maar op het balkon mag je roken.

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Toelichting
D
Tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Zij heeft geen geld meer, kortom ze is blut.

A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Hij is ziek, daarom gaat hij niet sporten.

A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Toelichting
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Nieuwsbericht

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Ingezonden brief
B
Advertentie
C
Weblog
D
Gedicht

Slide 18 - Quiz

Wat is het doel van een activerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 19 - Quiz

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
Overtuigen
B
Overhalen
C
Informeren
D
Uitleg geven

Slide 20 - Quiz

Theorie Quiz 
Nederlands
7 maart 2022

Slide 21 - Diapositive