H1L22 - 1THE - Donderdag - 1.9 Spelling - pv tt ev

Welkom 1THE : )


Planning van dit uur
  • Tien minuten stillezen + uitdelen spellingregels
  • Zin ontleden 
  • Uitleg 
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 2 + 4 t/m 6 van 1.9 Spelling
  • Samen opdracht 2 nakijken

Aan het einde van deze les
  • weet je welke regel van spelling jij dit hoofdstuk gaat leren; 
  • weet je hoe je de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud vormt;
  • weet je dat je dicteewoorden moet leren. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • SO Grammatica (aanstaande vrijdag)
  • Leestijdlijn inleveren (week 43)
timer
10:00
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 1THE : )


Planning van dit uur
  • Tien minuten stillezen + uitdelen spellingregels
  • Zin ontleden 
  • Uitleg 
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 2 + 4 t/m 6 van 1.9 Spelling
  • Samen opdracht 2 nakijken

Aan het einde van deze les
  • weet je welke regel van spelling jij dit hoofdstuk gaat leren; 
  • weet je hoe je de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud vormt;
  • weet je dat je dicteewoorden moet leren. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • SO Grammatica (aanstaande vrijdag)
  • Leestijdlijn inleveren (week 43)
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Onverwacht schoot de voetbal 

in de rechterhoek van de goal.

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden: 
hoe schrijf je die nou goed



Vandaag: persoonsvorm tegenwoordige tijd!

Slide 3 - Diapositive

Ik-vorm: ik verlies.
Ik-vorm + t: hij verliest

Slide 4 - Diapositive

Wat is de stam van bakken?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van bakken?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van verliezen?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de stam van verliezen?

Slide 8 - Question ouverte

Stam / ik-vorm
Stam
Ik-vorm
werkwoord -en
de vorm van het werkwoord die je achter 'ik' zegt
verliezen - en = verliez
verliezen = ik verlies

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik je de 
ik-vorm? 

  • Bij ik 
Ik loop

  • Bij je of jij achter de persoonsvorm
Loop jij? 

  • Bij de gebiedende wijs 
Loop!
Wanneer gebruik je de
ik-vorm + t ?

  • Bij je of jij voor de persoonsvorm 
Jij loopt

  • Bij hij, zij of het
Hij loopt
Het loopt

Uitzondering: onregelmatige werkwoorden 
(zes - geen ik-vorm + t bij hij/zij/het) 
Hij is

Slide 10 - Diapositive

razen
Stam: raz
Ik-vorm: ik raas
hij raast
ik raasde
ik-vorm + de 

Slide 11 - Diapositive

Vul de goede vorm van het werkwoord in:

Hij [bevinden] zich op glad ijs.

Slide 12 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de 
ik-vorm? 

  • Bij ik 
Ik bevind

  • Bij je of jij achter de persoonsvorm
Bevind jij? 

  • Bij de gebiedende wijs 
Bevind!
Wanneer gebruik je de
ik-vorm + t ?

  • Bij je of jij voor de persoonsvorm 
Jij bevindt

  • Bij hij, zij of het
Hij bevindt
Het bevindt

Uitzondering: onregelmatige werkwoorden 
(zes - geen ik-vorm + t bij hij/zij/het) 
Hij is

Slide 13 - Diapositive

Vul de goede vorm van het werkwoord in:

Ik [bevinden] me op glad ijs.

Slide 14 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de 
ik-vorm? 

  • Bij ik 
Ik loop

  • Bij je of jij achter de persoonsvorm
Loop jij? 

  • Bij de gebiedende wijs 
Loop!
Wanneer gebruik je de
ik-vorm + t ?

  • Bij je of jij voor de persoonsvorm 
Jij loopt

  • Bij hij, zij of het
Hij loopt
Het loopt

Uitzondering: onregelmatige werkwoorden 
(zes - geen ik-vorm + t bij hij/zij/het) 
Hij is

Slide 15 - Diapositive