Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Tafels 1, 2, 3, 4, 5 en 10
Slide 1 - Diapositive
Jeroen verdeelt dropjes. Hij geeft 2 kinderen 5 dropjes. Hoeveel dropjes geeft in hij totaal?
A
10
B
7
C
5
D
12
Slide 2 - Quiz
Juf Brechtje koopt 5 zakken appels voor haar klas. In een zak zitten 5 appels. Hoeveel appels zijn dit in totaal?
A
20
B
15
C
10
D
25
Slide 3 - Quiz
Ola de hond logeert bij oma Ria voor 3 weken. Oma Ria doet Ola elke week 8 minuten in bad. Hoeveel minuten zijn dat samen?
Slide 4 - Question ouverte
Margret heeft koekjes gebakken. Ze geeft ieder kleinkind 4 koekjes. Margret heeft 3 kleinkinderen. Hoeveel koekjes geeft ze in totaal weg?
A
13
B
10
C
9
D
12
Slide 5 - Quiz
Mike heeft 3 zakken met manderijnen. In elke zak zitten 5 manderijnen. Hoeveel manderijnen heeft Mike?
Slide 6 - Question ouverte
Ella heeft 3 zakken aardappels. In ieder zak zit 10 aardappels. Welke keersom en lange plussom hoort hierbij?
A
3x10
B
3+3+3+3+3+3+3+3+3+3
C
10+10+10
D
10x3
Slide 7 - Quiz
Kim gaat haar vissen voeren. Ze moet voor iedere vis 3 schepjes voer in de vissenkom doen. Kim heeft 9 vissen. Hoeveel schepjes voer moet ze geven?
A
30
B
27
C
3
D
21
Slide 8 - Quiz
Ola de hond logeert bij oma Ria voor 3 weken. Oma Ria doet Ola elke week 8 minuten in bad. Hoeveel minuten zijn dat samen?
Slide 9 - Question ouverte
Noortje heeft 4 taarten gebakken. Uit elke taart kan ze 10 stukken snijden. Hoeveel stukken taart zijn dit samen?
A
38
B
24
C
40
D
20
Slide 10 - Quiz
4 vriendinnen vliegen naar Spanje. Ze nemen allemaal een koffer mee die 5 kilo weegt. Welke som hoort hier bij?
A
4x5
B
3x5
C
4x4
D
5x5
Slide 11 - Quiz
Meester Niels koopt 8 doosjes met potloden. In elk doosje zitten 10 potloden. Hoeveel potloden zijn dit samen?
A
70
B
80
C
60
D
50
Slide 12 - Quiz
Mirthe heeft wafels gebakken. Ze vult 5 borden met elk 7 wafels. Welke som past hier bij?
A
8x5
B
5x7
C
5x5
D
7x5
Slide 13 - Quiz
July maakt verse sinaasappelsap. Voor een vol glas sap moet ze 8 sinaasappels uitpersen. Ze wil 5 glazen met sap vullen. Hoeveel sinaasappels moet zij uitpersen?
A
35
B
30
C
45
D
40
Slide 14 - Quiz
Josje heeft 9 zakken met 5 citroenen. Maak de keersom en lange plussom.
A
5x9
B
9+9+9+9+9
C
5+5+5+5+5+5+5+5+5
D
9x5
Slide 15 - Quiz
Juf Saskia en juf Hilal staan voor de klas. Zij hebben allebei 8 blokjes nodig. Hoeveel blokjes hebben zij in totaal nodig? Schrijf ook de som op.