H5.1 Inkomsten en uitgaven

H5 Rondkomen
Paragraaf 1 Inkomsten en uitgaven
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H5 Rondkomen
Paragraaf 1 Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we komende weken doen?
Paragraaf 1: Inkomsten en uitgaven
Paragraaf 2: Vast of incidenteel
Paragraaf 3: Sparen en interen
Paragraaf 4: Budgetteren
Paragraaf 5: Lenen en betalen
Paragraaf 6: Melissa's levensloop

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
- Leerdoelen
- Voorkennis
- Uitleg 
- Opdrachten maken
- Terugkoppeling

Leerdoelen: deze les leer je over de inkomsten en uitgaven van een gezin.

Slide 3 - Diapositive

Welke uitgaven heeft jouw gezin?
      

Slide 4 - Carte mentale

Inkomen
Inkomen is alles wat je ontvangt.

We hebben inkomsten MET tegenprestatie en inkomsten ZONDER tegenprestatie

Als je wil rondkomen van je geld, moet je weten hoe hoog je inkomsten zijn. Dit zie je op je bankrekening.  Daarnaast zal je prioriteiten moeten stellen als je iets gaat kopen. 

Inkomsten (en uitgaven) kun je per maand, per kwartaal of soms zelfs per week krijgen. 

Je kunt betalen met contant geld, bankpas of met je mobiele telefoon. 

Slide 5 - Diapositive

Keuzes maken
Onze behoeften zijn onbeperkt, maar ons geld kunnen we maar één keer uitgeven. 

Je moet kiezen en het belangrijkste gaat dan voor.  Je moet prioriteiten stellen, wordt dat in de economie genoemd. 

Slide 6 - Diapositive

Huishoudelijke uitgaven
Huishoudelijke uitgaven zijn uitgaven voor de normale boodschappen die je in je huishouden nodig hebt.  

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijke uitgaven
Persoonlijke uitgaven zijn kleinere uitgaven bestemd voor één persoon uit het gezin. 

Voorbeelden: jouw bezoek aan de kapper, nieuwe schoenen, een bioscoopbezoek of een nieuwe jas. 

Slide 8 - Diapositive

Duurzame gebruiksgoederen 
zijn goederen die lange tijd meegaan. 

Voorbeelden:

Meubels, televisie, telefoon.
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
Verbruiksgoederen 
zijn goederen die je maar één keer gebruikt. 

Voorbeelden: brood, handzeep, fruit, elektriciteit, tandpasta. 

Slide 9 - Diapositive

Nog vragen over de lesstof? 

Slide 10 - Diapositive

Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je  1. .....
Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen,
deze worden ook wel 2. .... genoemd. 
 Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je 3. .... 
Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we 4. .....
Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan 5. ..... zoals een hobby, uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor! 
Vul in de tekst in!

- Huishoudelijke uitgaven
- Prioriteiten stellen
- Verbruiksgoederen
- Persoonlijke uitgaven
- Duurzame gebruiksgoederen. 
Gatentekst

Slide 11 - Question de remorquage

Wat ga je nu doen?
Opdrachten H5, paragraaf 1 maken. Ben je niet klaar dan is dit huiswerk voor de volgende les. 

Slide 12 - Diapositive

Terugblik
Wat hebben we geleerd? 

Slide 13 - Diapositive