Fictie voorbereiding mondeling

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Lezen van verhalen
  • Vragen?
  • Voorbereiden mondeling
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Theorie Fictie
Bij je mondeling moet je vragen beantwoorden over je boeken.
Daarvoor moet je een aantal begrippen kennen. Die ga ik vandaag uitleggen.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive



Genres
Boeken kunnen verdeeld worden in verschillende genres (pag. 41 boek).
Voorbeelden:
  • Detective
  • Thriller
  • Fantasy
  • Sciencefiction
  • Dystopische romans
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 4 - Diapositive



Leeservaring beschrijven
Om te vertellen wat je van een boek vond, gebruik je beoordelingswoorden (pag. 41). Voorbeelden:
  • spannend - saai
  • begrijpelijk - onbegrijpelijk
  • geheimzinnig - helder
  • veel actie - gebeurt weinig in
  • ontroerend - raakt me niet
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 5 - Diapositive



Gebeurtenissen
Gebeurtenissen zijn chronologisch te ordenen.
Als ze niet zo verteld worden, ga je ze toch in je hoofd in de goede volgorde zetten.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 6 - Diapositive



Gebeurtenissen
Verder kunnen gebeurtenissen meer of minder realistisch zijn. Je kunt dit dan ook uitleggen door gebeurtenissen te noemen.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 7 - Diapositive



Personages
Deze zijn verbonden met de gebeurtenissen.
Verschillende rollen:
  • Hoofdpersonage
  • Bijpersonen (helper, tegenstander)
  • Personen die geen personages zijn - deze worden niet uitgewerkt.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 8 - Diapositive



Hoofdpersonages
Hoofdpersonages maken een ontwikkeling mee in het verhaal. Ze worden uitgebreid beschreven. Je beleeft het meeste van het verhaal door hun ogen. Hij/zij heeft een probleem of opdracht.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 9 - Diapositive



Personages
Personages kun je op twee manieren leren kennen:
  1. Direct; opsomming van eigenschappen.
  2. Indirect; door wat ze doen, denken, etc.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 10 - Diapositive



Vertelperspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit een bepaald standpunt. Drie mogelijkheden:
  1. Ik-vertelperspectief; verteld door de ogen van personage in de ik-vorm.
  2. Hij/zij-vertelperspectief; verteld door de ogen van personage in de hij/zij-vorm.
  3. Alwetende verteller; niet vanuit personage maar 'van boven'. Weet ALLES en geeft soms commentaar.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 11 - Diapositive



Tijd & ruimte
Samen noem je dit setting.
  • Historische tijd;
  • Ruimte (plekken, steden, etc.)
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 12 - Diapositive

Tijd
  • Chronologische volgorde: een schrijver vertelt het verhaal in de volgorde waarin alles gebeurd is.
  • Terugverwijzing/vooruitwijzing
  • Tijdsprong: de schrijver slaat een stuk tijd over (de volgende dag, een paar uur later)
  • Flashback

Slide 13 - Diapositive

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'


Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 14 - Diapositive

Flashback

Slide 15 - Diapositive



Tijdloos
Soms heeft een verhaal geen tijd.
Deze noemen we tijdloos.

Bijvoorbeeld:
  • Sprookjes
  • Fabels
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 16 - Diapositive



Vertelde tijd / verteltijd
- verteltijd = hoeveel blz. heeft het boek

- vertelde tijd = tijd die voorbijgaat in het boek (week, jaar, 10 jaar) 

- tijdsperiode = in welke tijd speelt het verhaal zich af? (jaartal, historische figuren, gewoontes / kleding / eten / voorwerpen en omgeving)
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 17 - Diapositive



Spanning
Spanning in een verhaal kan op verschillende manieren opgewekt worden:
  • Bedreigende situatie of gevaarlijke omgeving
  • Onverwachte wending
  • Cliffhanger
  • Open plekken
  • Vermoedens
  • Uitstel
  • Informatievoorsprong
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 18 - Diapositive

STIJLFIGUREN
gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 19 - Diapositive



Stijlfiguren
Verschillende soorten stijlfiguren:
  • Herhaling
  • Opsomming
  • Tegenstelling
  • Eufemisme
  • Overdrijving
  • Understatement
  • Ironie
  • Sarcasme
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 20 - Diapositive



Herhaling
Het letterlijk herhalen van een woord of een woordgroep

voor zij die aan me twijfelen
twijfel je meer aan mij dan mij ik betwijfel het
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 21 - Diapositive



Opsomming
Er worden verschillende dingen opgesomd

Die echte tories geen neppe tories
Die gangster tories ook geen rap en borie
Dit zijn meer die haat mezelf emo-rapper tories
Niet die rapper om te rappen tories maar die echte tories
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 22 - Diapositive



Tegenstelling
Als twee dingen tegenover elkaar gezet worden.

Hier zijn de nachten lang, en de dagen kort
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 23 - Diapositive



Eufemisme
Verzachtende omschrijving die een beetje verstopt wat iets eigenlijk betekent. Vaak met een taboe.

Voorbeelden voor dood:
heengaan
inslapen
naar een betere wereld gaan
etc.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 24 - Diapositive



Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.

Als je je erg inspant:
"Ik ga dood!!"
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 25 - Diapositive



Understatement
Het tegenovergestelde van overdrijving.
Vaak om iets grappig te maken.


Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 26 - Diapositive



Ironie
Licht spottend, maar niet kwetsend. Vaak wordt het tegengestelde gezegd.

Als iemand te laat binnenkomt:
"Je vindt het niet erg dat we al begonnen zijn, toch?"
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 27 - Diapositive



Sarcasme
Harde, bijtende spot. Vaak bedoelt om te kwetsen.
Meestal gebracht met arrogantie.

Als iemand echt zijn best niet doet: "Nou, als jij zo doorgaat dan kom je zeker in aanmerking voor een promotie"  
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Begin
Soms begint een verhaal ergens middenin. Achteraf kan je nog worden bijgepraat over de personages en de situatie. Het is vaak in het begin even zoeken.

Slide 35 - Diapositive

Open einde
Gesloten einde

Slide 36 - Diapositive

Open en gesloten einde
  • Gesloten: verhaalprobleem is opgelost.
  • Open: verhaalprobleem is niet opgelost.

Slide 37 - Diapositive

Huiswerk
Maak de opdracht op Learnbeat over Fictie!

Slide 38 - Diapositive

Afsluiting
Huiswerk: Laagland, opdr. 2 & 6.
Leesverslag!!!


Slide 39 - Diapositive