Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

We oefenen met:

Lidwoorden

Zelfstandige naamwoorden

Lidwoorden

De

Het

Een

De kast heeft twee deurtjes.

1. De
2. kast
3. heeft
4. twee

Juf loopt op het plein.

1. Juf
2. loopt
3. op
4. het

Ik maak een opdracht voor rekenen.

1. Ik
2. maak
3. een
4. opdracht

Zelfstandige naamwoorden

Lidwoord ervoor --> de kast

Klein --> het kastje

Meer --> kasten

Zelfstandige naamwoorden

De kat loopt erg snel.

1. De
2. kat
3. loopt
4. snel

Mijn huis is erg mooi.

1. Mijn
2. is
3. erg
4. huis

Hij stelt een vraag.

1. Hij
2. stelt
3. een
4. vraag

De kinderen zijn toppers.

1. De
2. kinderen
3. zijn
4. toppers

Zelfstandige naamwoorden

Wat moeilijker:

Tijd

dingen die je niet kunt vasthouden

In de ochtend lees ik een boek

Vriendschap is heel belangrijk!