Chapter 2 Future

Welcome 3M
Program:

  • TB p. 150 - Grammar 8: Future tense
  • Quietly reading for 10-15 minutes


1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome 3M
Program:

  • TB p. 150 - Grammar 8: Future tense
  • Quietly reading for 10-15 minutes


Slide 1 - Diapositive

Als het over grammatica tijden gaat...
A
Raak ik altijd in de war
B
Doe ik het enkel op gevoel
C
Begrijp ik goed waarom ik doe wat ik doe
D
Doe ik het meestal goed, door ervaring

Slide 2 - Quiz

Het woord 'future' betekent
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 3 - Quiz

Ik heb geen idee hoe je een present continuous vorm maakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Het werkwoord 'to be' betekent
A
zijn
B
hebben

Slide 5 - Quiz

Het werkwoord 'to be' heeft deze vormen
A
have, has
B
am, is, are
C
went, were, been

Slide 6 - Quiz

Future
Will
To be going to
Present Continuous
Present Simple

Slide 7 - Diapositive

Will (not)+ hele werkwoord
1. Als je iets aanbiedt
2. Als je iets belooft
3. Als je iets voorspelt, maar je hebt er GEEN bewijs voor.

Slide 8 - Diapositive

Als je iets aanbiedt of belooft
Voorbeeld:
I will repair your bike this afternoon.
My father will pick me up
He will give you a spare key tomorrow.

Slide 9 - Diapositive

Als je iets aankondigt
Voorbeeld:
The kids will perform a play next week!
Your favourite program will start in an hour. 

Slide 10 - Diapositive

Als je iets voorspelt maar GEEN bewijs hebt!

Voorbeeld:
I think we will win the lottery this time.
Jordan will become famous one day.

Slide 11 - Diapositive

To be going to + hele ww
1. Als je een plan hebt gemaakt, wat nog NIET vast staat
2. Als je iets voorspelt, en je hebt er WEL bewijs voor!

Slide 12 - Diapositive

Een plan dat NIET vast staat
Voorbeeld:
We are going to visit the Globe in London.
I am going to call him later this week.

Slide 13 - Diapositive

Voorspellingen MET bewijs
Voorbeeld:
They are going to win, look at that score!
The sun isn't going to show itself today, the sky is so dark!

Slide 14 - Diapositive

Present Continuous
Hoe?
Am/is/are + werkwoord + ing

1. Als je een plan hebt gemaakt waarvan plaats en/of tijd al vaststaan. (Een agenda afspraak.)

Slide 15 - Diapositive

Bij een plan dat vaststaat
Voorbeeld:
1. I am flying to Canada with my friend tomorrow!
2. My parents are going out for dinner tonight.

Slide 16 - Diapositive

Present Simple
1. Bij vaststaande gebeurtenissen die onderdeel zijn van een rooster of schema.

Slide 17 - Diapositive

Schema's en roosters
Voorbeeld:
My train leaves in 2 minutes!
The store closes at 5 pm, I'd better run!
What time does your class finish?

Slide 18 - Diapositive

Bij een belofte gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 19 - Quiz

Bij een voorspelling zonder bewijs gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 20 - Quiz

Bij een agenda afspraak gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 21 - Quiz

Bij een voorspelling met bewijs gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 22 - Quiz

Bij een vaststaand schema gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 23 - Quiz

Bij een aankondiging gebruik ik...
A
to be going to
B
present simple
C
will
D
present continuous

Slide 24 - Quiz

Wat is fout?
A
I am meeting Sara in an hour
B
I will pay the rent tonight
C
Look at those clouds, it will definitely rain!
D
We won't take a dog!

Slide 25 - Quiz

De present continuous gebruik je voor schema's en openingstijden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

To be going to gebruik je om aan te geven dat je bewijs hebt voor je voorspelling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Will of won't + hele werkwoord gebruik je om iets te beloven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Vertaal:
Kijk! Het gaat zo regenen!

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal:
Ik zal bij je blijven.

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal:
Mijn vlucht vertrekt over een uur.

Slide 31 - Question ouverte

pag. 150 TB
Now read the grammar on p. 150 again and decide for yourself whether you get the future tense, or not.

Slide 32 - Diapositive