3.3 Horen G1 2024

Paragraaf 3.3 Horen 

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 3.3 Horen 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag
- In de herhaling... Wat weten we nog van de voorgaande paragrafen?
- Leerdoelen
- Het 'biologische momentje' van de dag...
- Voorkennis check en nieuwe uitleg.

-Volgende week...

- Zelfstandig werken online opdrachten 3.4

Slide 2 - Diapositive

Check, check!
Herhaling d.m.v. 10 meerkeuze vragen

Slide 3 - Diapositive

1. Welk type prikkels heeft/hebben invloed op gedrag?
A
Alleen inwendige prikkels
B
Alleen uitwendige prikkels
C
Inwendige en uitwendige prikkels

Slide 4 - Quiz

2. In welke 2 delen kun je het zenuwstelsel verdelen?
A
Grote hersenen en kleine hersenen
B
Centraal zenuwstelsel en zenuwen
C
Centraal zenuwstelsel en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 5 - Quiz

3. De functie van zintuigen zijn......
A
Prikkels opvangen
B
Impulsen opvangen
C
Prikkels maken
D
Impulsen maken

Slide 6 - Quiz

4. Welk onderdeel van het oog komt een lichtstraal het eerst tegen als deze het oog in 'valt'?
A
Pupil
B
Lens
C
Hoornvlies
D
Netvlies

Slide 7 - Quiz

5. In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk kleurenblind.
Hoe kun je dat aan het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
Het oog heeft geen (rode) kegeltjes.
D
Het oog heeft geen blinde vlek.

Slide 8 - Quiz

6. Wat is de functie van de oogzenuw?
A
Het oog bewegen
B
Impulsen naar de hersenen sturen
C
Licht registreren
D
Het oog beschermen

Slide 9 - Quiz

7. De zintuigcellen van het reukzintuig hebben...
A
Geurharen
B
Reukharen
C
Trilharen
D
Neusharen

Slide 10 - Quiz

8. Er komt een geurstof in je neus.
Je reukzintuig wordt geprikkeld.
Wat gebeurt er nu met je reukzintuig?

A
Het reukzintuig maakt impulsen en stuurt die naar de hersenen.
B
Het reukzintuig ontvangt impulsen en reageert hierop.
C
Het reukzintuig maakt prikkels en stuurt die naar de hersenen
D
Het reukzintuig neemt een geur waar.

Slide 11 - Quiz

9. Hiernaast zie je een klein stukje van een tong. Waarop de tong zitten de smaakzintuigen?
A
Bij nummer 1.
B
Bij nummer 2.
C
Bij nummer 1 en 2.
D
Bij geen van beide nummers.

Slide 12 - Quiz

10. Aan de zijkant van een smaakpapil bevind zich 1 smaakknopje
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen: 
Na deze les kun je:

  • De bouw van het oor met de verschillende onderdelen benoemen.
  • De functies van de verschillende onderdelen van het oor uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de zintuigcellen in het oor geluiden opvangen en doorgeven. 
  • Je kunt uitleggen hoe we onderscheid maken tussen hoge en lage tonen en tussen harde en zachte tonen (Hertz en Decibel). 
  • De werking van de buis van Eustachius toelichten. 
  • Uitleggen hoe je evenwichtsorgaan werkt. 


Slide 14 - Diapositive

Het 'biologische momentje' van de dag...
Een beetje oorsmeer kan geen kwaad...
Oorsmeer heeft meerdere functies:
- beschermen tegen vocht (waterafstoting);
- beschermen (coaten) van de dunne kwetsbare gehoorganghuid tegen uitdroging;
- het wegvangen van kleine onrechtmatigheden (bijvoorbeeld: stof, vuil, insecten);
- afweer verzorgen tegen ziekmakende bacteriën en schimmels.

Oorsmeer wordt gemaakt in 1000-2000 oorsmeerklieren en vormt een mengsel met talg, haartjes en  afgestoten huidschilfers. De samenstelling van oorsmeer (nat of droog) wordt door één gen op chromosoom 16 bepaald.
In Nederland komst nat oorsmeer het meeste voor. 
Nat oorsmeer kan veranderen als het ouder wordt; van ´smeuïge´ goudgele droge oorsmeervlokken, naar plakkerig bruin oorsmeer naar hard donker (zwart) korrelig oorsmeer.

Bij teveel oorsmeer kun je je oren laten uitspuiten door de dokter. 

Slide 15 - Diapositive

Voorkennis check:
Wat is 'geluid'
precies?

Slide 16 - Carte mentale

Voorkennis check:
Noteer 5 steekwoorden over wat je weet van geluid/horen/je oor.

Slide 17 - Question ouverte

Start uitleg:
paragraaf 3.3: Horen

Slide 18 - Diapositive

Wat is geluid nu precies? 
  • Verandering druk in water/lucht = trilling (prikkel)
  • Geluidsfrequentie > snelheid opeenvolging trillingen >
     trommelvlies = geluid.
  • Tril snelheid + hoogte uitslag =
     - laag/hoog (hertz (Hz)) (= Toonhoogte)
     - hard/zacht geluid (decibel (dB)
        ( = Volume). 


Slide 19 - Diapositive

Herz en Decibel:
  • Trillingen waarnemen tussen ± 20 en 20 000 Hz (Toonhoogte).
    - onderste gehoorgrens = laagste toon die je kan horen.
    - bovenste gehoorgrens = hoogste toon die je kan horen.
    - gehoorbereik = gebied tussen beide grenzen.
  • Ouderen: gehoor hoge tonen achteruit; (haartjes slakkenhuis breken af). 
      bovengrens daalt tot ca. 15 000 Hz.
  • 80 dB en hoger: gehoor beschadiging, 130 dB en hoger: kans op doof worden.

Slide 20 - Diapositive

Onderdelen van je oor: 
  • Oorschelp > gehoorgang > trommelvlies > 
     trommelholte met gehoorbeentjes = middenoor >  slakkenhuis.
  • Slakkenhuis: gevuld met vloeistof.
      - Trilling vloeistof overgebracht op een membraan
         (vliesje).
      - Trilling v/h membraan prikkelt de zintuigcellen.
      - zintuigcellen bevatten haartjes >
         bewegen met de trilling. 
  • Zintuigcellen geven impuls af aan gehoorzenuw > 
     hersenen > waarneming geluid.
LR Bron 2 blz. 78 KK!

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Overige onderdelen:
  • Trommelvlies: goed trillen als de luchtdruk aan beide kanten gelijk is. Werkt als versterker. 
     - luchtdruk verschil (bijv. in vliegtuig) > trommelvlies bol.
     - 'klaren' = luchtdruk verschil opheffen bijv. gapen.

  • Buis van Eustachius: verbinding trommelholte met keelholte (buitenlucht).
    - verstopt raken/ontstoken.

  • Evenwichtsorgaan: 3 kanalen met vloeistof + zintuigcellen met haren. Bron 7 en 8 blz. 80 KK!
    - haren reageren op bewegingen vloeistof (d.m.v. bewegingen hoofd).
    - zintuigcellen geprikkeld > impuls naar je hersenen.
    - hersenen > impuls terug naar spieren. 

Slide 23 - Diapositive

Check! 
Iemand nog vragen?
Korte check via 6 meerkeuze vragen...

Slide 24 - Diapositive

1. Wat is de juiste volgorde van hoe het geluid/trilling gaat in het oor?
A
Oor → geluidstrilling → hersenen
B
Geluidstrilling → oor → impuls → via gehoorzenuw → hersenen
C
Oor → geluidstrilling → via gehoorzenuw → hersenen
D
Geluidstrilling → impuls → oor → via gehoorzenuw → hersenen

Slide 25 - Quiz

2. In het oor worden trillingen uit de lucht versterkt. In welk onderdeel van het oor gebeurt dit?
A
Het slakkenhuis
B
De oorschelp
C
De gehoorbeentjes
D
Het trommelvlies

Slide 26 - Quiz

3. In welk deel van het oor worden prikkels omgezet in impulsen?
A
Trommelvlies
B
Gehoorzenuw
C
Slakkenhuis
D
Gehoorbeentjes

Slide 27 - Quiz

4. DECIBEL
zegt iets over:
A
gehoorschade
B
geluidssterkte
C
Toonhoogte
D
audicien

Slide 28 - Quiz

5. Op welk moment hoor je geluid echt?
A
Als geluid het oor in gaat
B
Als het geluid tegen het trommelvlies aan komt
C
Als geluid in het slakkenhuis is gekomen
D
Als de impuls van de gehoorzenuw in de hersenen is aangekomen

Slide 29 - Quiz

6. De Buis van Eustachius verbindt
A
oor en keel
B
keel en neus
C
neus en mond
D
mond en oor

Slide 30 - Quiz

Klaar!
- Nog vragen? 
- Leerdoelen check

- Werken aan online opdrachten paragraaf 3.4.

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen Check: 
Kun je nu...?

  • De bouw van het oor met de verschillende onderdelen benoemen.
  • De functies van de verschillende onderdelen van het oor uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de zintuigcellen in het oor geluiden opvangen en doorgeven. 
  • Je kunt uitleggen hoe we onderscheid maken tussen hoge en lage tonen en tussen harde en zachte tonen (Hertz en Decibel). 
  • De werking van de buis van Eustachius toelichten. 
  • Uitleggen hoe je evenwichtsorgaan werkt. 


Slide 32 - Diapositive