VWO 3 Kapitel 2 und 3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Noem alle voorzetsels van de dativ

Noem alle voorzetsels van de akkusativ

Zet de juiste werkwoorden bij de juiste naamval

Nominativ

Dativ

Akkusativ

sein, werden, bleiben

helfen,

danken, gratulieren, gefallen

fragen, bitten, es gibt

Ergänze die Lücke:
"Ich habe bei [...] geschlafen."

1. ihn
2. ihm
3. er

Ergänze die Lücke:
"Letzte Woche war ich erkältet. Das gefiel [...] sehr schlecht

1. ich
2. mir
3. mich

Ergänze die Lücke:
"Ich gratuliere [...] zum Geburtstag!"

1. euch
2. ihr

Ergänze die Lücke:
"Für [...] werde ich alles tun!"

1. du
2. dir
3. dich

Ergänze die Lücke:
"Du bist wie [...]"

1. sie
2. ihnen

Was bedeutet "der Zahn?"

1. Het oog
2. De pijn
3. De teen
4. De tand

Was bedeutet "Die Grippe"?

1. De grap
2. De houvast
3. De griep
4. De gezondheid

Was bedeutet "der Muskelkater"?

1. De kater
2. De hoofdpijn
3. Het medicijn
4. De spierpijn

Wie sagt man "de hooikoorts" auf Deutsch?

1. der Heuschnupfen
2. die Heuschnupfen
3. die Heuerkältung
4. der Heuerkältung

Wie sagt man "de neus" auf Deutsch?

1. Der Nase
2. Die Nase
3. Der nez
4. Die nez

Übersetze ins Deutsche:
"Ze zijn soms verdrietig."

Übersetze ins Deutsche:
"Voel je je duizelig?"

Hoe wordt de verleden tijd van modale hulpwerkwoorden gevormd?

1. - de Umlaut + uitgangen verleden tijd
2. + uitgangen verleden tijd
3. - de Umlaut + feESTTENTEN
4. Als sterke werkwoorden

Welke twee modale hulpwerkwoorden wijken van deze vorming af? Waarom?

Ergänze die Lücke:
"Als wir beim Unfall ankamen [...] wir nicht mehr helfen."

1. können
2. könnten
3. konnten
4. kannen

Ergänze die Lücke:
"[...] ihr, dass Halsschmerzen sehr schlimm sein können?"

1. Wissen
2. Wusstet
3. Wisstet
4. Wüsstet

Übersetze ins Deutsche:
"Ik wilde nog niet, maar ik moest al slapen."

Übersetze ins Deutsche:
"Ze mocht niet gaan."