voorzetsels 4e naamval pers.vnw.

voorzetsels en 4e naamval
Beantwoord in de volgende slides de vragen.

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

voorzetsels en 4e naamval
Beantwoord in de volgende slides de vragen.

Slide 1 - Diapositive

Vertaal: "door"

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal: "voor"

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal: "tegen"

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal: "zonder"

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal: "om"

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal: "tot"

Slide 7 - Question ouverte

In welke naamval staat het onderwerp?
A
4e naamval
B
1e naamval

Slide 8 - Quiz

Het onderwerp van de zin is altijd de
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 9 - Quiz

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 10 - Quiz

1e of 4e naamval?
vul bij de volgende zinnen de juiste vorm in van het persoonlijk voornaamwoord

Slide 11 - Diapositive

Frau Müller fährt gegen .......
Baum (m).
A
ein
B
einen

Slide 12 - Quiz

Er geht durch d.....
Straße (v).
A
das
B
den
C
der
D
die

Slide 13 - Quiz

Ein Jockey kann nicht ohne .....
Pferd (o).
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 14 - Quiz

Die Familie sitzt um d.....
Tisch (m).
A
das
B
der
C
den
D
die

Slide 15 - Quiz

"Gegen d....
Wand (v)" ist ein deutscher Film.

Slide 16 - Question ouverte

Er geht durch d.....
Zimmer (o).

Slide 17 - Question ouverte

Das war kein Problem für ........ (de)
Mann (m).

Slide 18 - Question ouverte

Ich gehe nie ohne ..... (mijn)
Eltern (mv) in die Stadt.

Slide 19 - Question ouverte

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich

Slide 20 - Question de remorquage

(ik) Warum spielt ihr ohne ............ ?

Slide 21 - Question ouverte

(hij) Das hat ........ nie gesagt!

Slide 22 - Question ouverte

(jij) Was haben sie gegen .......... ?

Slide 23 - Question ouverte

(zij) Warum hat....... das nicht gehört ?

Slide 24 - Question ouverte

(wij) Er hat für ........ nichts gekauft.

Slide 25 - Question ouverte

(hij) Alles dreht sich immer um .......!

Slide 26 - Question ouverte

(het) ......... ist egal was er sagt.

Slide 27 - Question ouverte

(jullie) Durch ......... habe ich die Wahrheid erfahren.

Slide 28 - Question ouverte

(hij) Das hat ........ nie gesagt!

Slide 29 - Question ouverte

Ergänze die fehlenden Wörter.
Mach dir keine Sorgen (om mij).

Slide 30 - Question ouverte

Ergänze die fehlenden Wörter.
(Tegen haar) hast du keine Chance.

Slide 31 - Question ouverte

Ergänze die fehlenden Wörter.
Wir beginnen das Treffen nicht (zonder u).

Slide 32 - Question ouverte

Ergänze die fehlenden Wörter.
(Door jou) habe ich erfahren, dass Marie morgen auch dabei ist.

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal NL - D
vertaal de volgende woorden naar het Duits

Slide 34 - Diapositive

woensdag

Slide 35 - Question ouverte

zaterdag

Slide 36 - Question ouverte

de docenten

Slide 37 - Question ouverte

het rooster

Slide 38 - Question ouverte

opletten

Slide 39 - Question ouverte

want

Slide 40 - Question ouverte

Frans

Slide 41 - Question ouverte

vriendelijk

Slide 42 - Question ouverte

wiskunde

Slide 43 - Question ouverte

de leerling

Slide 44 - Question ouverte

de les

Slide 45 - Question ouverte

het proefwerk

Slide 46 - Question ouverte

de havo

Slide 47 - Question ouverte

de oefening

Slide 48 - Question ouverte

de school

Slide 49 - Question ouverte

het uur

Slide 50 - Question ouverte

de hersenen

Slide 51 - Question ouverte

kloppen

Slide 52 - Question ouverte

leren

Slide 53 - Question ouverte