Lundi le 5 juin (H3c-s23)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Enfin le mois de juin!

Programme

Unité 6: gram I, woorden, lezen

- Huiswerk bespreken (Lire extra)

- Herhalen gram I via lessonup 

- Vocabulaire

- Lire extra II

Aujourd'hui

(vandaag)

Hier

(gister)

Demain

(morgen)

Présent

passé composé

Futur

Werkwoorden op -er, -ir en -re
Wat is de eerste stap om een regelmatig werkwoord te vervoegen in de présent?

1. Je vult de uitgang bij de goede persoon in.
2. Je haalt de laatste twee letters van het werkwoord af.
3. Je schrijft op wat goed klinkt.
4. Je vertaalt het werkwoord.

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?

1. habiter
2. manger
3. être
4. regarder

Je

Ils/elles

Vous

Nous

Il/elle/on

Tu

Verbes en        -er                         -re

Wat zijn de uitgangen in de présent?

-e

-ent

-ons

-s

-s

-ons

-es

-

-ez

-ent

-ez

-e

LE PRÉSENT

Sleep de uitgangen van de werkwoorden op -ir in de présent naar de juiste persoon.

Je

Tu

Il/elle/on

ils/elles

Vous

Nous

La classe

Marc et Lisa

-is

-issons

-issent

-it

-is

-it

-issent

-issez

hoe maak je de passé composé
van manger

           Wat is de passé composé van manger, ik heb                  gegeten?

1. mange
2. mangé
3. j'ai mangé
4. tu as mangé

Werkwoorden op -ir
Welke regel pas je toe bij de passé composé?

1. stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
2. avoir + volt.dw (stam+i)
3. stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
4. stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

werkwoorden op -re in de passé composé
Vous..... (vendre) la maison.

1. avons vendru
2. avons vendu
3. avez vendru
4. avez vendu

De stam van de imparfait =

1. het vdw
2. hele ww - er / - ir / - re
3. het hele ww
4. nous-vorm présent min ONS

Combineer de juiste imparfait uitgang bij het persoonlijk voornaamwoord.

Imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils / elles

vorm van avoir

ww - er + é

vorm van avoir

ww - re + u

vorm van avoir

ww - ir + i

nous-vorm - ons

ais

ais

ait

ions

iez

aient

e

es

e

ons

ez

ent

is

is

it

issons

issez

issent

s

s

-

ons

ez

ent

passé composé -er

passé composé -re

passé composé -ir

présent -ir

présent -re

présent -er

imparfait -er/-re/-ir

De futur vertaal je in het NL met het werkwoord.... + hele werkwoord

1. willen
2. gaan
3. zouden
4. zullen

je	parler
tu	parler
elle	parler
nous	parler
vous	parler
ils	parler

Parler au futur simple

ai

as

a

ons

ez

ont

Verbes en -ir
Welke vorm staat correct in de futur ?

1. Tu grandiras
2. Je grandis
3. Ils grandissent
4. Vous avez grandi

Je ________ (vendre -futur)

Grammaire 'futur'

1. vendreai
2. vendrai
3. vendai
4. vendrais

Maintenant

"Je oefent met de verschillende vaardigheden."

option 1-: Lire extra II: p.123

Option 2-: Woorden herhalen apprendre 1-2-4-6-8

Fin du cours - les objectifs

• Ik heb geoefend met de regelmatige werkwoorden, leesvaardigheid en met de vocabulaire van Unité 6.

Les devoirs

- Lire extra II afmaken

-Alle woorden herhalen app 1-2-4-6-8

• Zet hw in je agenda.
   
• Stoelen aanschuiven.