12. examenvragen vertalen+ bist du Schwul oder was

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Woche: vierzig

Am Ende dieser Stunde:

1. habe ich mehr Prüfunsfragen übersetzt

2. habe ich Kapitel eins und zwei von: Bist du Schwul oder was? 

3. habe ich die Wörter Kapitel eins wiederholt

Zij geeft het haar.

Wiederholung

 Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Wiederholung

 Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Sprechen 4GT

1. habe ich mehr Prüfunsfragen übersetzt

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Was

Wer

Wie

Wann

Warum

: vertaal de vragen naar het Nederlands

: selbständig

: zonder woordenboek

: bis zum Frage: zwanzig

: helpen bij CSE

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

ALFABET

• ß = ss
• ä ü ö = a u o

• Zelfstandig naamwoord : alleen enkelvoud
  
• Werkwoord : meestal alleen infinitief in tegenwoordige tijd
  
• Achterin: beknopt overzicht van vervoeging van werkwoorden
  
• Geen samengestelde woorden (hakken)

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

2. habe ich Kapitel eins und zwei von: Bist du Schwul oder was? 

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Was

Wer

Wie

Wann

Warum

: vragen van hoofdstuk 1+2 beantwoorden

: selbständig

: via Teams

: alle Fragen beantwortet

: voorbereiden op de leestoets

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

2. Doel bepaalt richting

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

3. habe ich die Wörter Kapitel eins wiederholt

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Dieser Unterricht lerntest du:

belangrijke examenvragen

woordenschat Kapitel eins

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Wiederholung

  Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Hausaufgaben

Hausaufgaben:

• Wortschatz D/N-N/D Kapitel eins, Seiten 44 bis zum 47 (30p)
• Grammatik A: getallen; hoofdtelwoord en rangtelwoord (10p)
• Grammatik B: sein, haben, werden in de tegenwoordige en voltooide tijd (10p)
• Grammatik C: regelmatige werkwoord (ESTTENTEN) in tegenwoordige en voltooide tijd (10P)
• Grammatik D: persoonlijke voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval (10p)
• leestekst (10p)