Het huis

Het huis 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het huis 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Dit is ...
A
C
B
D
A
de trap
B
de tuin
C
de badkamer
D
de zolder

Slide 5 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
de woonkamer
B
de slaapkamer
C
de badkamer
D
de keuken

Slide 6 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
de zolder
B
de slaapkamer
C
de woonkamer
D
de badkamer

Slide 7 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
de slaapkamer
B
de badkamer
C
de zolder
D
de keuken

Slide 8 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
de slaapkamer
B
de tuin
C
de trap
D
de gang

Slide 9 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
het balkon
B
de tuin
C
de badkamer
D
de zolder

Slide 10 - Quiz

Dit is ...
A
C
B
D
A
de slaapkamer
B
de tuin
C
de woonkamer
D
de trap

Slide 11 - Quiz

de woonkamer
de badkamer
de zolder
de slaapkamer
de keuken

Slide 12 - Question de remorquage

Dit is ...
A
een bank
B
een stoel
C
een tafel
D
een kast

Slide 13 - Quiz

Dit is ...
A
een toilet
B
een tafel
C
een lamp
D
een koelkast

Slide 14 - Quiz

Dit is ...
A
een lamp
B
een bed
C
een stoel
D
een toilet

Slide 15 - Quiz

Dit is ...
A
een kast
B
een koelkast
C
een bed
D
een stoel

Slide 16 - Quiz

Dit is ...
A
een kast
B
een bed
C
een tafel
D
een stoel

Slide 17 - Quiz

Dit is ...
A
een koelkast
B
een bed
C
een lamp
D
een toilet

Slide 18 - Quiz

één bank
twee ...


Slide 19 - Question ouverte

één tafel
twee ...

Slide 20 - Question ouverte

één kast
vijf ...

Slide 21 - Question ouverte

één stoel
vier ...

Slide 22 - Question ouverte

één bed
drie ...

Slide 23 - Question ouverte

Enkelvoud

Hier is er één van.
Meervoud

Dit zijn er twee of meer.
kast
stoel
tafels
kasten
bank
stoelen
bed
bedden
tafel
banken

Slide 24 - Question de remorquage

Tip: schrijf de woorden van het begin van de les.
Tip
Welke dingen
staan er
in jouw huis?

Slide 25 - Carte mentale

Wat zie je in het huis op het plaatje?
Schrijf 2 zinnen over dit huis.
Gebruik hoofdletters en punten.

Bijvoorbeeld:
Dit huis heeft twee slaapkamers.
De koelkast staat in de keuken.

Slide 26 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Question ouverte