Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 1
Getallen
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les
Je weet wat even en oneven is
Je kent de tekens < = > en weet wat dit betekent
Jekent de betekenis en waarde van getallen tot 10.000
Je kan getallen tot 10.000 met elkaar vergelijken.
Je kan handig rekenen met grote getallen en kan getallen rekenkundig afronden.
Slide 2 - Diapositive
Nakijken van de vorige les
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Inloggen in
Slide 5 - Diapositive
Cijfers en getallen
Er bestaan tien cijfers: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 Met deze cijfers je alle getallen maken.
Getallen die eindigen op een 0, 2, 4, 6 of 8 zijn even. Getallen die eindigen op een 1, 3, 5, 7 of 9 zijn oneven.
Slide 6 - Diapositive
In welke wolk staan alleen even getallen?
A
B
C
D
Slide 7 - Quiz
Als het getal eindigt op een 0, 2, 4, 6 of 8 (even getallen) is het deelbaar door ...
A
4
B
6
C
2
D
8
Slide 8 - Quiz
De plaats van een cijfer in een getal bepaalt de waarde van het cijfer.
De plaats van een cijfer in een getal bepaalt de waarde van het cijfer.
D
H
T
E
3
6
8
2
De 3 is een duizendtal (D), 3000 waard. De 6 is een honderdtal (H), 600 waard. De 8 is een tiental (T), 80 waard.
De 2 is een eenheid (E), 2 waard.
Slide 9 - Diapositive
Wat is de 8 waard in 4.890?
A
8
B
80
C
800
D
8000
Slide 10 - Quiz
Wat is de 8 waard in 3.682?
A
8
B
80
C
800
D
8000
Slide 11 - Quiz
Vergelijken van getallen
Met een getallenlijn kun je getallen goed vergelijken. Je ziet dan meteen de grootte van de getallen.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Je kunt twee getallen met elkaar vergelijken. Je gebruikt daarvoor de tekens <, >, =.
> betekent groter dan < betekent kleiner dan = betekent even groot als
Je kunt twee getallen met elkaar vergelijken. Je gebruikt daarvoor de tekens <, >, =.
> betekent groter dan
< betekent kleiner dan
= betekent even groot als
Slide 14 - Diapositive
18 is ... dan 16
A
<
B
>
C
=
Slide 15 - Quiz
157 is ... dan 161
A
<
B
>
C
=
Slide 16 - Quiz
300 is ... als driehonderd
A
<
B
>
C
=
Slide 17 - Quiz
Zelfstandig werken
1.2 maken
blz. 17 t/m 20
Slide 18 - Diapositive
Grote getallen en afronden
In getallen groter dan duizend kan je een punt zetten. Het getal is dan beter te lezen. Van rechts naar links zet je na elke drie cijfers een punt. Je ziet dan ook makkelijker de waarde van getallen.
4.789.235
Slide 19 - Diapositive
Grote getallen kan je afronden. Een afgerond getal is niet precies gelijk aan het getal dat je afrondt. Daarom gebruik je het is ongeveer teken (≈).
811 is ongeveer evenveel als 800
811 ≈ 800
18.998 is ongeveer evenveel als 19.000 18.998 ≈ 19.000
8.034.801 is ongeveer evenveel als 8.000.000 8.034.801 ≈ 8.000.000
Slide 20 - Diapositive
Je kunt een getal afronden op een honderdtal, duizendtal of miljoental. Je kijkt dan naar het cijfer dat daar rechts van staat.
Als het cijfer kleiner dan 5 is, rond je het getal naar beneden af. Als het cijfer 5 of groter is, rond je het getal naar boven af.
Slide 21 - Diapositive
Rond het getal 7.845 af op een duizendtal.
Slide 22 - Question ouverte
Rond het getal 3.542 af op een honderdtal.
Slide 23 - Question ouverte
Rond het getal 3.590.390 af op een miljoental.
Slide 24 - Question ouverte
Zelfstandig werken
1.3 Grote getallen afronden
blz. 21 t/m 27
Maak ook de eindopdracht om te laten zien dat je het snapt!