5.2 3V

5.2 Personeel en productie
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.2 Personeel en productie

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
- Korte quiz
- Loonkosten
- Brutoloon + nettoloon
- Arbeidsproductiviteit
- Loonkosten per product

Slide 2 - Diapositive

Welke voorbeelden van kosten horen bij de bedrijfskosten?
A
Brandverzekering, huur, personeelskosten en winst
B
huur, personeelskosten, inkoopkosten en afschrijvingskosten
C
brandverzekering, personeelskosten, energiekosten en afschrijvingskosten
D
huur, winst, inkoopkosten en energiekosten

Slide 3 - Quiz

De inkoopprijs is €5 en de overige kosten zijn €1.000. De verkoopprijs is €12.
Q = 500.
Bereken de nettowinst
A
€3.500
B
€2.500
C
€200
D
€5.000

Slide 4 - Quiz

Verkoopprijs = €200
Variabele kosten p.p. = €40
Vaste kosten = €7.200
Bereken de break-even afzet
A
50
B
75
C
45
D
35

Slide 5 - Quiz

Verkoopprijs = €200
Variabele kosten p.p. = €40
Vaste kosten = €7.200
Bereken de break-even omzet

Slide 6 - Question ouverte

Loonkosten
1) brutoloon werknemer
2) premies werkgever

Slide 7 - Diapositive

Brutoloon en nettoloon
Brutoloon: het bedrag dat de werkgever aan jou betaalt. Hier gaat nog een aantal bedragen vanaf.

Nettoloon: Het bedrag wat uiteindelijk op je rekening wordt gestort.

Slide 8 - Diapositive

Welke bedragen worden er nog ingehouden?
  • Loonbelasting
  • Premies volksverzekeringen 
  • Premies werknemersverzekeringen -
  • Pensioenpremie
Loonbelasting + premies volksverzekeringen = loonheffing

Slide 9 - Diapositive

Inhoudingen
  • Loonbelasting: zorgt ervoor dat je aan het eind van het jaar niet opeens een groot bedrag aan belasting moet betalen.
  • Premies volksverzekeringen: volksverzekeringen verzekeren iedere Nederlander tegen verlies aan inkomen (Aow / Anw). 
  • Premies werknemersverzekering: het deel van de sociale verzekeringen die de werknemer betaalt (WW/WIA).
  • Pensioenpremie: werknemers bouwen pensioen op dat ze maandelijks uitgekeerd krijgen als ze met pensioen gaan.

Slide 10 - Diapositive

De loonkosten zijn alles bij elkaar best hoog. Welke afweging moet je maken om een werknemer in dienst te nemen?

Slide 11 - Question ouverte

Arbeidsproductiviteit
Hoeveel stuks een werknemer per tijdseenheid kan produceren.

Kan verhoogd worden door:
  • mechanisatie (lichamelijke arbeid)
  • automatisering (geestelijke arbeid)
  • scholing
  • betere arbeidsverdeling

Slide 12 - Diapositive

Loonkosten per product
= loonkosten : aantal geproduceerde goederen

Hogere loonkosten --> hogere loonkosten per product
Hogere arbeidsproductiviteit --> meer geproduceerde goederen, dus lagere loonkosten per product

Slide 13 - Diapositive

Lisa plukt 10 kilo aardbeien per uur en krijgt €4,35 per uur uitbetaald.
Annejet plukt 6 kilo aardbeien per half uur en krijgt €8 per uur uitbetaald.
Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Lisa
B
Annejet

Slide 14 - Quiz

Lisa plukt 10 kilo aardbeien per uur en krijgt €4,35 per uur uitbetaald.
Annejet plukt 6 kilo aardbeien per half uur en krijgt €8 per uur uitbetaald.
Bij wie heeft de baas de hoogste loonkosten per product?
A
Lisa
B
Annejet

Slide 15 - Quiz

Huiswerk: 5.2
21 en 22 juni PO af en presentaties
Proefwerkweek H5 (paragraaf 1-2-3-5)

Slide 16 - Diapositive