Nederlands Thema 2 H4 opdracht 3 en 4

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Nederlands Thema 5 H4 

Opdracht 3 en 4 

Terugblik

Wat is een werkwoord?

Doel

Aan het einde van de les 

Kun je benoemen wat de tegenwoordige- en verleden tijd is.

Kun je werkwoorden in de tegenwoordige en verledentijd schrijven.

Duncan fietst elke dag naar school:

Vraag zin:

Enkelvoud/meervoud:

Tegenwoordigetijd/verledentijd:

Noem de medeklinkers van jouw naam

Wat is een werkwoord?

Ik fietste vanochtend naar school.
Wat is het werkwoord?
Tegenwoordige- of verleden tijd?

Ik ga naar de Mc Donalds.
Wat is het werkwoord?
Tegenwoordige- of verleden tijd?

Meneer Bas voetbalde met de klas.
Wat is het werkwoord?
Tegenwoordige- of verleden tijd?

Juf Marlies speelt UNO met de klas.
Wat is het werkwoord?
Tegenwoordige- of verleden tijd?

Aan de slag

H4. 

Maken Opdracht 3 en 4.

blz. 118 t/m 120.