H14 Huidaandoeningen_Dermatica

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
Productzorg 7MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waar staat FNA voor?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Welke toedieningsvormen zijn er?

Slide 8 - Carte mentale

zalf
creme
hydrogel
pasta
oplossing voor cutaan gebruik
suspensie voor cutaan gebruik
emulsie voor cutaan gebruik
aanstipvloeistof
unguentum
cremor
mucilago
pasta
solutio
lotio/schudsel
linimentum
collodium

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Indifferente therapie
Basiscreme/zalven die de huid in goede conditie brengen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive




De emulgator bepaalt welk type crème ontstaat

O/W emulgatoren:
Cera cetomacrogolis emulsificans
Alcohol cetylicus

W/O emulgator;
Monoleine
Span 80

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een crème bevat veel water, hoe zorg je ervoor dat je deze kan bewaren?Door toevoeging van;
A
Cetiol V
B
Sorbinezuur
C
Span
D
Cetosterylalcohol

Slide 20 - Quiz

Hoe wordt ontmenging tegengegaan?
Door toevoeging van;
A
Cetiol V
B
Sorbinezuur
C
Span
D
Cetostearylalcohol

Slide 21 - Quiz

Noem een voorbeeld van een
O/W creme
A
Vaseline Paraffine
B
Ung. Lanette
C
Cremor Lanette
D
Koelzalf

Slide 22 - Quiz

Noem een voorbeeld van een
W/O crème
A
Vaseline Paraffine
B
Ung. Lanette
C
Cremor Lanette
D
Koelzalf

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een vette zalf;
A
Ung. Lanette
B
Ung. Cetomacrogol
C
Lanoline
D
Vaseline paraffine

Slide 28 - Quiz

Wat is de andere benaming voor Lanoline?
A
Schaapsvet
B
Wolvet met water
C
Uierzalf
D
Alle antw. zijn juist

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Waar kun je hydrofiele zalven voor gebruiken?
A
Voor zeer droge plekken
B
Voor schilferende plekken
C
Als verkoelende zalf
D
Op zeer vochtige plekken

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Stelling; een gel gebruik je op een droge geïrriteerde huid
A
Ja, dit geeft de huid rust
B
Ja, een gel koelt de geïrriteerde droge huid af
C
Nee, een gel droogt de huid uit
D
Nee, een gel wordt niet meer toegepast

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een crème en zalf?

Slide 37 - Question ouverte

Wat is de buitenfase bij een O/W crème
A
Water
B
Olie
C
Cetiol V
D
Sorbinezuur

Slide 38 - Quiz

Cremor cetomacrogolis, onder welk halfvast preparaat valt dit?
A
W/O crème
B
O/W crème
C
Vette zalf
D
Emulgerende zalf

Slide 39 - Quiz

Adeps Lanae, tot welk halfvast preparaat behoort dit?
A
W/O Creme
B
Vette zalf
C
Emulgerende zalf
D
Pasta

Slide 40 - Quiz

Een pasta bestaat voor 50% uit vaste stof. Welke komt vaak voor in een pasta?
A
Salicylzuur
B
Zinkoxide
C
Triamcinolon
D
Alle bovengenoemde antw zijn juist

Slide 41 - Quiz

Wat betekent FTU?

Slide 42 - Question ouverte

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive