Slechts een kleine minderheid van de werknemers waren tevreden over de loonafspraken.
A
Contaminatie
B
Incongruentie
C
tautologie
D
Pleonasme
Slide 4 - Quiz
uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen). Als het ow mv is, moet de pv ook in het mv staan (en vice versa).
De media (=mv) vertellen niet altijd de waarheid.
De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.
Slide 5 - Diapositive
Ik weet zeker dat als ik een nieuwe telefoon krijg, ik super blij zal zijn.
A
Onjuiste herhaling
B
pleonasme
C
incongruentie
D
dat/ als-constructie
Slide 6 - Quiz
uitleg: dat/als-constructie
We vinden het niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Bovendien is het duidelijker als de bijzin niet 'tussengeschoven is, maar achteraan staat. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin
Slide 7 - Diapositive
De generaal vertelde dat in iedere vaste standaarduitrusting een zakmes verpakt zit.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 8 - Quiz
uitleg: tautologie/pleonasme
Tautologie: Er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
= altijd en eeuwig
Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.
= ronde cirkel
Slide 9 - Diapositive
Aan dat gepraat over wat je gaat doen in de zomervakantie heb ik een hekel aan.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Pleonasme
D
Contaminatie
Slide 10 - Quiz
Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij
Slide 11 - Quiz
uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
het woordgeslacht (m/v/o/mv-de/het/zijn/haar)
hen / hun
het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
verschil in zaken / personen (die/wie)
Slide 12 - Diapositive
De vrouw werd met haar vraag van het kastje in het riet gestuurd.
A
Pleonasme
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning
Slide 13 - Quiz
uitleg: contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte vermengd.
Ik irriteer me aan jou (fout)
Jij irriteert mij /
ik erger me aan jou.
Tijdens de crisis komt er heel wat op je pad af. (fout)
er komt iets op je af of
er komt iets op je pad
Slide 14 - Diapositive
Na het uitbreken van de brand waren zowel de politie als de brandweer snel ter plaatse.
A
Incongruentie
B
contaminatie
C
onnodige herhaling
D
Goed
Slide 15 - Quiz
Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet aan de schoolmusical je extra studiepunten krijgt?
A
Contaminatie
B
tautologie
C
dat/als-constructie
D
Goed
Slide 16 - Quiz
Connie denkt dat er niks mis kan gaan, omdat ze haar leerwerk van tevoren goed heeft gepland.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 17 - Quiz
Lisa zei tegen Mieke dat ze haar tas in haar kluisje had laten liggen.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Dat/ als-constructie
D
Goed
Slide 18 - Quiz
De vereniging stuurde een brief naar zijn leden om te vertellen dat het seizoen was afgelast.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed
Slide 19 - Quiz
Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat
Slide 20 - Quiz
uitleg: verwijzen
Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord
wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap (mooiste/beste/grootste)
... een onbepaald voornaamwoord (enige, iets, niets, alles)
... een hele zin
Slide 21 - Diapositive
Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die
Slide 22 - Quiz
De docent .......... ik een afspraak had, kwam te laat
A
waarmee
B
met wie
Slide 23 - Quiz
waaraan /aan wie
Gebruik bij personen voorzetsel + wie
Het meisje aan wie ik denk.
Gebruik bij dieren en dingen waar + voorzetsel
De hond waaraan ik een koekje geef.
Slide 24 - Diapositive
Je moet in deze laatste periode voorkomen dat je geen onvoldoendes haalt!
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning
Slide 25 - Quiz
Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei. ... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen
Slide 26 - Quiz
Is het correct om met zij in het meervoud naar zaken te verwijzen: Je spullen, liggen zij in de kast?
Antwoord
Nee. In het meervoud kan zij alleen naar personen verwijzen. Naar niet-personen kan alleen worden verwezen met de onbeklemtoonde vorm ze of met het beklemtoonde die.
Slide 27 - Diapositive
Het nieuwe boek van Tommy Wieringa is erg goed, maar die boeken van Arnon Grunberg niet.