Imparfait - werkwoordentoets A3H3

L'imparfait
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

L'imparfait

Slide 1 - Diapositive

= Verleden tijd
Bijvoorbeeld:
ik gaf
jij had
hij deed
wij maakten
jullie liepen
zij dansten

Slide 2 - Diapositive

Hoe maak je de imparfait?

Slide 3 - Diapositive

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord in de présent.
Bijvoorbeeld:
(donner) donnons
(rester) restons
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 4 - Diapositive

Stap 2: Je haalt -ons ervan af
Bijvoorbeeld:
(donner) donnons
(rester) restons
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 5 - Diapositive

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:
(Zie volgende dia)

Slide 6 - Diapositive

"

Slide 7 - Diapositive

(porter) je portais =
(réussir) tu réussissais =
(avoir) il avait = 
(faire) nous faisions = 
(fondre) vous fondiez =
(finir) ils finissaient = 
 ik droeg
 jij slaagde
hij had
wij maakten/deden
 jullie smolten
zij eindigden

Slide 8 - Diapositive

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 9 - Diapositive

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 10 - Diapositive

Let op:
De verleden tijd van il y a =
Il y avait

il y a = er is / er zijn
il y avait = er was /er waren

Slide 11 - Diapositive

Vertaal:
j'entendais
A
ik hoorde
B
ik heb gehoord
C
ik wachtte
D
ik heb gewacht

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
vous chantiez
A
jullie gingen
B
jullie droegen
C
jullie smolten
D
jullie zongen

Slide 13 - Quiz

vous faites
A
jullie doen
B
jullie deden
C
jullie hebben gedaan
D
jullie gingen

Slide 14 - Quiz

tu allais
A
jij ging
B
jij deed
C
jij was
D
jij had

Slide 15 - Quiz

Zet in de imparfait:
vous ... (oublier)

Slide 16 - Question ouverte

Zet in de imparfait:
tu .... (être)

Slide 17 - Question ouverte

Zet in de imparfait:
ils ... (avertir)

Slide 18 - Question ouverte

Vertaling werkwoorden
Op de werkwoordentoets moet je ook de vertaling van de werkwoorden in de verschillende vormen kennen. Sleep op de volgende slide de werkwoorden naar de juiste vertalen

Slide 19 - Diapositive

waarschuwen
verliezen
straffen
vergeten
zijn
doen, maken
hebben
gaan
faire
perdre
aller
punir
être
oublier
avoir
avertir

Slide 20 - Question de remorquage

Bien travaillé
Als je nog vragen hebt over de imparfait moet je dit nu vragen aan je docent!

Slide 21 - Diapositive