3.1 - C - Oorlog in Europa


3.1 - Oorlog
in Europa
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


3.1 - Oorlog
in Europa

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe Duitsland de oorlog verloor in Oost-Europa.

  • Je kunt uitleggen hoe Duitsland de oorlog verloor in West-Europa. 

Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Slag om Stalingrad
  • Slag om Leningrad
  • D-day
  • Huiswerk bespreken
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Wat werd er afgesproken tijdens de Conferentie van München in september 1938?
A
Engeland en Duitsland sloten een bondgenootschap
B
Hitler zou Sudetenland krijgen
C
Hitler mocht Tsjecho-Slowakije bezetten
D
Oostenrijk zou zich aansluiten bij Duitsland

Slide 4 - Quiz

Tijdens de Tweede Wereldoorlog veroverde Japan Europese kolonies. Door welke omstandigheid werd dit makkelijker?
A
Door de oorlog in Europa was de macht van de kolonisatoren verzwakt.
B
Japan lag dicht bij veel Europese kolonies
C
Het Japanse leger beschikte over tanks.
D
Veel kolonies werden vrijwillig opgegeven tijdens de oorlog

Slide 5 - Quiz

Wat was een gevolg van de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941?
A
De aanval mislukte omdat de VS was voorbereid op de aanval
B
Voor Japan lag de weg vrij om de VS te veroveren.
C
De VS verklaarde de oorlog aan Japan en zijn bondgenoten.
D
Duitsland keurde de aanval af en zette Japan uit de asmogendheden.

Slide 6 - Quiz

De nationaalsocialisten beloofden de Duitsers een aantal veranderingen.

Op welk gebied of welke gebieden van de samenleving wilden de nationaalsocialisten veranderingen doorvoeren?
A
Op sociaal gebied
B
Op politiek gebied
C
Op economisch gebied
D
Op sociaal, economisch en politiek gebied.

Slide 7 - Quiz

Op welke manier zorgde het Verdrag van Versailles na de Eerste Wereldoorlog voor onrust in Duitsland?
A
Alle Duitssprekenden moesten in één gebied gaan wonen
B
Duitsland moest een geldboete betalen en land afstaan.
C
Er mocht in Duitsland nog maar één politieke partij zijn met één leider
D
Duitsland mocht nooit een communistische partij hebben

Slide 8 - Quiz

In 1933 keurde het Duitse parlement de machtigingswet goed.

Welke macht verkreeg Hitler door deze wet?
A
Hitler kon regeren zonder het parlement
B
Hitler mocht zichzelf benoemen tot rijkskanselier.
C
Hitler mocht nieuwe parlementsverkiezingen uitschrijven
D
Hitler mocht belangrijke grondrechten beperken.

Slide 9 - Quiz

In 1933 keurde het Duitse parlement de machtigingswet goed.

Welke macht verkreeg Hitler door deze wet?
A
Jongens leerden hoe ze soldaat moesten worden en meisjes leerden een goede huisvrouw te worden
B
Politieke tegenstanders worden zonder proces opgesloten in concentratiekampen
C
Om te mogen werken moeten kunstenaars lid zijn van een nationaalsocialistische beweging.
D
Kinderen leren nationaalsocialistische ideeën en mogen daar geen kritische vragen over stellen

Slide 10 - Quiz


Slag bij Stalingrad



  • De verkeerde afslag genomen. 
  • Door de ijzige kou en slechte bevoorrading wordt het Duitse leger verpletterend verslagen. Hitler moet opgeven: Stalingrad blijkt niet te veroveren.
  • Het wordt een keerpunt in de oorlog: 
  • de Sovjet-Unie begint met het terugdringen van het Duitse leger.

Leerdoel 1

Slide 11 - Diapositive


D-Day



  • Met de landing in Normandië kwam er eindelijk een front in het Westen, iets waar Stalin lang om had verzocht.
  • De D in D-Day staat voor Decision (beslissing)
  • 'Der Führer schläft'
Leerdoel 2

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo


Hitler wordt verslagen



  • In april valt het Rode Leger van Stalin Berlijn aan. 
  • Het is de genadeklap voor Hitler: hij pleegt zelfmoord samen met zijn vrouw Eva Braun.
  • Zijn lichaam wordt verbrand. 
  • 1945 capitulatie Duitsland.

Leerdoel 2

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive


Aantekeningen

  • Slag bij Stalingrad wordt gezien als een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog. 
  • In 1944 is de invasie in Normandië: D-day.
  • De geallieerden weten de Duitsers terug te dringen. 
  • In 1945 pleegt Hitler zelfmoord, Duitsland capituleert. 

Slide 16 - Diapositive

Zelfstandig werken
  • We bespreken de opdrachten van paragraaf 3.1. 


  • Heb je een antwoord fout? Verbeter het. 


Slide 17 - Diapositive

1941
1939
1940
1941
1944

Slide 18 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 19 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 20 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 21 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 22 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 23 - Question de remorquage

Periode
1900-1909
Periode
1930-1939
Periode
1910-1919
Periode
1920-1929
Periode
1940-1949

Slide 24 - Question de remorquage

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe Duitsland de oorlog verloor in Oost-Europa.

  • Je kunt uitleggen hoe Duitsland de oorlog verloor in West-Europa. 

Slide 25 - Diapositive