- relevante informatie verzamelen en verwerken voor een spreek- en gesprekssituatie;
- compenserende strategieën kiezen en hanteren;
- het spreek- en luisterdoel tot uitdrukking brengen;
- het taalgebruik richten op verschillende soorten publiek (woordkeuze, toon, zinsbouw);
- het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van anderen inschatten;
- in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en daar adequaat op in spelen.
Presentatie
o een presentatie geven met een inleiding, een kern en een slot;
o het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en deze ook volgen;
o gebruikmaken van middelen voor tekstcohesie om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst.