Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Oefenen lezen Examen
VMBO-Basis
Slide 1 - Diapositive
Lees tekst 1.
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Kun jij een korte samenvatting geven van de tekst?
Het onderwerp is één woord of één woordengroep
De hoofdgedachte is altijd een zin.
Wat wil de schrijver graag dat de lezer onthoudt?
Wat is het doel van de tekst of de schrijver?
Gebruik de titel, tussenkopjes, plaatjes en de eerste zin van iedere alinea.
Slide 2 - Diapositive
Een tekst kan op verschillende manieren worden ingeleid. Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid?
A
De schrijver geeft de uitslag van een onderzoek naar het ontstaan van
gehoorschade.
B
De schrijver geeft een voorbeeld van hoe gehoorschade bij kinderen ontstaat.
C
De schrijver geeft zijn mening over het ontstaan van gehoorschade.
Slide 3 - Quiz
Wat is het verband tussen alinea 1 en alinea 2?
A
Alinea 2 geeft een toelichting bij de inhoud van alinea 1.
B
Alinea 2 noemt meer voorbeelden bij de inhoud van alinea 1.
C
Alinea 2 spreekt de inhoud van alinea 1 tegen.
Slide 4 - Quiz
Waarnaar verwijst het woord “hieruit” in deze zin?
“Hieruit werd snel duidelijk dat ouders geen idee hebben hoe
hard hun kinderen het volume hebben staan van muziek, games en
filmpjes en hoe ver de gevolgen daarvan strekken.” (alinea 2)
A
onderzoek van het Erasmus MC
B
het verband tussen gehoorschade en het gebruik van koptelefoons en oortjes
C
die resultaten
D
een vervolgonderzoek
Slide 5 - Quiz
Hoe kun je deze zin op een andere manier formuleren waarbij de betekenis van de zin hetzelfde blijft?
“Om de jonge doelgroep te bereiken zijn de handen
ineengeslagen met de populaire rapper Idaly.” (alinea 3)
A
Om de jonge doelgroep te bereiken
heeft VeiligheidNL contact gezocht met rapper Idaly.
B
Om de jonge doelgroep te bereiken is VeiligheidNL samen gaan werken met rapper Idaly.
C
Om de jonge doelgroep te bereiken werken VeiligheidNL en rapper Idaly alleen nog maar met jongeren.
Slide 6 - Quiz
n de tekst staat dat bij ruim 14 procent van de kinderen de oren al kapot zijn voor ze naar de middelbare school gaan. In de tekst worden hiervoor oorzaken genoemd.
Slide 7 - Diapositive
Wat zijn volgens de tekst 2 oorzaken voor gehoorschade?
Slide 8 - Question ouverte
De titel van de tekst is: “Steeds jonger gehoorschade”.
Waarvan is sprake bij de titel?
A
De titel is de hoofdgedachte van de hele tekst
B
De titel is de persoonlijke mening van de schrijver.
C
De titel is een waarschuwing van VeiligheidNL.
Slide 9 - Quiz
Wat doet de schrijver vooral in de laatste alinea?
A
Hij geeft aanwijzingen om te zorgen dat er geen gehoorschade ontstaat.
B
Hij geeft adviezen over hoe om te gaan met de gevolgen van gehoorschade.
C
Hij geeft tips voor het voorkomen van te veel lawaai.
Slide 10 - Quiz
Voor wie is deze tekst vooral bedoeld?
A
voor KNO-artsen
B
voor ouders van jongeren op de basis- en middelbare school
C
voor scholieren met gehoorschade
Slide 11 - Quiz
Hoe zie je aan de tekst voor wie deze geschreven is? Noem 2 kenmerken uit de tekst.
Slide 12 - Question ouverte
In welke rubriek in de krant (of nieuwswebsite) kun je deze tekst vinden?
A
Cultuur
B
Economie
C
Politiek
D
Wetenschap
Slide 13 - Quiz
Hieronder staan enkele adviezen die op de website van VeiligheidNL genoemd worden voor het geluidsniveau op schoolfeesten.
Slide 14 - Diapositive
Welke twee adviezen komen (in andere bewoordingen) ook in de tekst voor?
A
Houd de afstand tot de speakers zo groot mogelijk.
B
Informeer bezoekers over de risico’s op gehoorschade.
C
Stel gehoorbescherming beschikbaar.
D
Zorg dat leerlingen om de zoveel tijd even rust van de muziek kunnen
nemen.
Slide 15 - Quiz
Wat is jou het meest bij gebleven van de inhoud van deze tekst?