,

14-06-2024 (2)

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom!
1
WELKOM!
2
  iPad
Leg op tafel:
Log in:

Slide 2 - Diapositive

  • Stillezen
  • Bespreken portfolio
  • Dictee
  • Instructie
  • Zelfstandig werken
  •  Afsluiting
Vandaag
Cursus 1 meer dan lezen afronden.
§ 4 De brug meestromen
 Huiswerk:
Programma:

Slide 3 - Diapositive

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.
Boek niet bij je? 
- melden bij mij
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Dictee

Slide 6 - Diapositive

Dictee
* doorstroomtoets
* kansarme
* ministerie
* basisschooltijd
* CITO-toets

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Zinnen hebben met elkaar te maken!
Tussen de ene en de andere zin zit een verband. 

Signaalwoorden zorgen voor dit verband.
Signaalwoorden geven een signaal aan de lezer, let op
er komt een opsomming, een tegenstelling, een oorzaak
en gevolg of een conclusie!


Slide 9 - Diapositive

Verbanden krijg je door signaalwoorden te gebruiken. 

1. opsomming
2. oorzaak en gevolg
3. tegenstelling
4. conclusie
Komt voor in de teksten die jullie lezen!

Slide 10 - Diapositive

1. Tekstverband 1
Wat heb je allemaal nodig om
deeg voor een cake te maken? 

Slide 11 - Diapositive

1. Opsomming
Als je een cake bakt, heb je nodig: 
250 g cakemeel, 250 g ongezouten roomboter, 
250 g fijne kristalsuiker, 1 mespunt zout en 5 middelgrote eieren.

Allereerst doe je de boter, suiker en het zout in een beslagkom, vervolgens klop je het geheel in 10 minuten met een mixer tot een luchtig deeg. Daarna klop je één voor één de eieren  door het mengsel. Tot slot voeg je het meel toe. Je deeg is nu klaar.


Slide 12 - Diapositive

1. Signaalwoorden opsomming

En, 
ook, 
ten eerste, ten tweede, 
eerst,
vervolgens, 
daarna
als laatste, ten slotte, tot slot






Allereerst doe je de boter, suiker en het zout in een beslagkom, vervolgens klop je het geheel in 10 minuten met een mixer tot een luchtig deeg. Daarna klop je één voor één de eieren  door het mengsel. Tot slot voeg je het meel toe. Je deeg is nu klaar.

Verband = Opsomming

Slide 13 - Diapositive

2. Tekstverband 2

Wat is hier gebeurd????

Slide 14 - Diapositive

2. Oorzaak-gevolg

Mijn cake is verbrand, doordat ik de oven op 300 graden had gezet. 

Doordat ik de oven op 300 graden had gezet, is de cake verbrand. 

Verband = oorzaak en gevolg. 

Slide 15 - Diapositive

2. Signaalwoorden oorzaak en gevolg
• want
• doordat
• daardoor
• waardoor
• dat komt door
• dat heeft alles te maken met
• door (dit alles)
• op grond van
• ten gevolge van
• als gevolg van





Mijn cake is verbrand, doordat ik de cake te laat uit de oven heb gehaald. 

Doordat ik de cake te laat uit de oven heb gehaald, is hij verbrand. 

Verband: oorzaak en gevolg. 

Slide 16 - Diapositive

3. Tekstverband 3
Wat is het verschil tussen deze twee cakes?

Slide 17 - Diapositive

3. Tegenstelling
Mijn cake is zwart, maar de cake van 
mijn vriendin is mooi bruin. 

Slide 18 - Diapositive

3. Signaalwoorden tegenstelling

Zo, 
in vergelijking met, soortgelijk(e),
maar, 
echter
hoewel
Mijn cake is zwart, maar de cake van mijn vriendin is mooi bruin. 

Slide 19 - Diapositive

4. Tekstverband 4
Mijn cake is verbrand, dus hij is niet lekker. 
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 20 - Diapositive

4. Conclusie
Mijn cake is verbrand, dus hij is niet lekker. 
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 21 - Diapositive

4. Conclusie

concluderend, 
tot slot,
dus,
dat betekent, 
kortom,
samengevat,
al met al
De oven stond te hoog, dus de cake is verbrand. Al met al, de cake is niet lekker.  
Kortom, mijn cake is mislukt.

Slide 22 - Diapositive

1. Opsomming

  • En,
  • ook,
  • ten eerste, ten tweede,
  • eerst,
  • vervolgens,
  • daarna
  • als laatste, ten slotte, tot slot


3. Tegenstelling
  • Zo,
  • evenals,
  • in vergelijking met, soortgelijk(e),
  • maar,
  • echter
  • Hoewel

2. Oorzaak en gevolg
  • want
  •  doordat
  • daardoor
  •  waardoor
  •  dat komt door
  •  dat heeft alles te maken met
  • door (dit alles)
  • als gevolg van

4. Conclusie
  • concluderend,
  • tot slot,
  • dus,
  • dat betekent,
  • kortom,
  • samengevat,
  • al met al

Slide 23 - Diapositive

Zinsverbanden  
1. opsomming


2. oorzaak en gevolg


3. tegenstelling


4. conclusie
            +           +

                 =


                 =

Slide 24 - Diapositive

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Cursus 1 afronden
Hoe:
Online route B
Daarna route A of C
Hulp:
Vinger in de lucht of schoudermaatje
Tijd:
10 minuten
Klaar:
De brug mee § 2 t/m § 4

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk
Cursus 1 Meer dan lezen is helemaal klaar!
De Brug meestromen § 2 tot en met § 4 is klaar.
Porfolio in orde maken en volgende week woensdag inleveren.












timer
10:00

Slide 26 - Diapositive