Inhaalles Nederlands

Inhaallessen Nederlands
Periode 2 - les 2
Woordenschat
Joram Bosker
j.bosker@rocva.nl
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Inhaallessen Nederlands
Periode 2 - les 2
Woordenschat
Joram Bosker
j.bosker@rocva.nl

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Filmpje over synoniemen
- Theorie woordenschat + opdrachten
- Nieuwsquiz!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is een synoniem van "zwaarwichtig"
A
Zwaargewicht
B
Belangrijk
C
Snel
D
Groot

Slide 4 - Quiz

Theorie woordenschat 1.1
  • Weet je de betekenis van een belangrijk woord in een tekst niet? Soms kun je de betekenis afleiden uit de tekst. Gebruik daarvoor deze tips:
  • Kijk of er in de tekst een synoniem van het woord staat: een ander woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
  • Lees de alinea waarin het woord staat helemaal. Soms geeft de schrijver in de zinnen voor of na het woord een uitleg of omschrijving.
  • Zoek voorbeelden. Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden.
  • Kijk of er in de tekst een tegenstelling staat. Ken je het tegenovergestelde woord, dan kun je de betekenis van het andere woord hieruit afleiden.
  • Staat er een afbeelding bij de tekst? Soms kan die je ook helpen de betekenis te vinden.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht: noteer moeilijke woorden
  • Lees de tekst uit Taalcanon.
  • Noteer moeilijke woorden.
  • Gebruik de theorie van de vorige slide.
  • Welke aanpak heb je gekozen?

Slide 6 - Diapositive

Moeilijke woorden

Slide 7 - Carte mentale

Theorie 1.2
Je kunt de betekenis van een moeilijk of onbekend woord soms raden door goed naar het woord te kijken:


Is het woord samengesteld uit meerdere woorden en ken je de betekenis van een of meerdere woorden? Bijvoorbeeld ‘gebiedsverbod’. Een ‘gebied’ is een deel van een stad of een land. Een ‘verbod’ betekent dat iets niet mag. Als iemand dus een gebiedsverbod krijgt, mag hij in een bepaald deel van een stad of land niet komen.

Staan er voor- en/of achtervoegsels bij een woord dat je kent?

Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent? Bijvoorbeeld:
Johan en Nanda willen graag samenwonen, maar het vinden van een woning die ze kunnen betalen, is problematisch.
Je kent het woord ‘probleem’. Een ‘probleem’ is een vervelende, moeilijke situatie die opgelost moet worden. ‘Problematisch’ is dus ‘iets wat moeilijk op te lossen is’.

Slide 8 - Diapositive

Maak de taaltest!

Slide 9 - Diapositive

Nieuwsquiz

Slide 10 - Diapositive

Zelf aan de slag!

Slide 11 - Diapositive