Les 1.1 11 sep

 Today
  • Introductie
       -  Regels & afspraken
  • Explain grammar: personal pronouns
 
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 1.1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

 Today
  • Introductie
       -  Regels & afspraken
  • Explain grammar: personal pronouns
 
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 1.1

Slide 1 - Diapositive

Regels & afspraken
Altijd meenemen naar de les:
  • boek
  • schrift
  • opgeladen iPad
  • planner
  • etui (met pennen)

Slide 2 - Diapositive

Regels & afspraken
  • Telefoons aan het begin van de les in de telefoontas
  • iPad blijft in de tas totdat de docent aangeeft dat je deze erbij mag pakken
  • Huiswerk niet gemaakt / spullen vergeten = 1 kruisje
  • 3 kruisjes = strafwerk/nablijven

Slide 3 - Diapositive

Vocabulary
Page  167

    Pronunciation vocabulary 1.1
    Repeat the words

    Slide 4 - Diapositive

    Please take
    your notebook in
    front of you

    Slide 5 - Diapositive

    I
    ik
    you
    jij / u
    he
    hij
    she
    zij
    it
    het
    Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen, dieren of dingen.

    Gebruikt als onderwerp

    I moet altijd met hoofdletter!
    • I am Miss Ruijgh
    • My name is Miss Ruijgh and      I live in Son en Breugel




    we
    wij
    you
    jullie
    they
    zij

    Slide 6 - Diapositive

    Make the correct combinations
    I
    you (ev)
    he
    she
    it
    we
    you (mv)
    they
    zij (mv)
    ik
    jullie
    hij
    jij/u
    wij
    zij (ev)
    het

    Slide 7 - Question de remorquage

    me
    mij/me
    you
    je/jou/u
    him
    hem
    her
    haar
    it
    het
     
    Gebruikt als lijdend voorwerp of meewerken voorwerp

    Staan in het midden of achteraan in de zin.

    • I gave her the present.
    • Jack saw them.




    us
    ons
    you
    jullie/u
    them
    ze/hen/hun

    Slide 8 - Diapositive

    Make the correct combinations
    me
    you (ev)
    him
    her
    it
    us
    you (mv)
    them
    het
    jullie/u
    ze/hen/hun
    hem
    mij/me
    je/jou/u
    haar
    ons

    Slide 9 - Question de remorquage

    Vul aan:
    ___ (ik) am 12 years old.
    A
    i
    B
    He
    C
    You
    D
    I

    Slide 10 - Quiz

    Vul aan:
    My friends are always nice to ___ (hen).
    A
    you
    B
    us
    C
    them
    D
    me

    Slide 11 - Quiz

    Vul aan:
    _____ are my parents. (zij)

    Slide 12 - Question ouverte

    Vul aan:
    ___ (zij) is late for school.
    A
    They
    B
    She
    C
    He
    D
    It

    Slide 13 - Quiz

    Vul aan:
    ___ (hij) is taller than ___ (mij).
    A
    he / me
    B
    we / I
    C
    she / him
    D
    him / me

    Slide 14 - Quiz

    Vul aan:
    I can see _____ (ze/hen).

    Slide 15 - Question ouverte

    Are ___ (we) going to play football with ___ (haar)?
    A
    you / she
    B
    we / her
    C
    we / she
    D
    they / her

    Slide 16 - Quiz

    Do you feel like you understand this grammar?
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 17 - Sondage

    Study: Vocabulary 1.1 NED-ENG (page 167)
    Do: Exercise 5, 6, 7, 8  (page 16-17)
    Wednesday 13th of September

    Slide 18 - Diapositive